Onderzoek mariene ecologie
Zandsuppletie Roggenplaat Oosterschelde 2019
Door de zandhonger vlakken getijdenplaten in de Oosterschelde af, met minder foerageertijd voor vogels tot gevolg. Rijkswaterstaat heeft besloten om de Roggenplaat, als grootste getijdenplaat in de Oosterschelde, deels van nieuw zand te voorzien zodat de hoogteligging voor de komende decennia geborgd is. Omdat er meerdere belangen rondom de Roggenplaat spelen stelde Rijkswaterstaat voorwaarden aan de uitvoering zodat er zo min mogelijk verstoring door de werkzaamheden tijdens de zandsuppletie zou ontstaan. Onder de vlag van Boskalis hebben we ecologische begeleiding en assistentie gegeven tijdens de uitvoering: het personeel op de plaat op de ecologie gericht laten werken, het monitoren van vertroebeling rondom de mosselpercelen en actie ondernemen als er verhoging was (al dan niet van natuurlijke aard) en een nieuwe techniek uitproberen: primen, het verplaatsen van bodemleven zodat de vakken met nieuw zand versneld kunnen koloniseren.
Voor het primen zijn twee benaderingen gebruikt: het verplaatsen van de toplaag zand met bijbehorend bodemleven zodat deze aan de oppervlakte van de suppletie bleef en als nieuwe benadering de priming met kokkels: het wegvissen van kokkels vlak voordat er gesuppleerd wordt en deze kokkels verzaaien op reeds gesuppleerd zand. En dat in eenheden van hectares, zodat er op voor vogels relevante praktijkschaal effect gemeten kan worden. Tevens is het een bijdrage aan behoud van de kokkelstand in de Oosterschelde.
Door de zandhonger vlakken getijdenplaten in de Oosterschelde af, met minder foerageertijd voor vogels tot gevolg. Rijkswaterstaat heeft besloten om de Roggenplaat, als grootste getijdenplaat in de Oosterschelde, deels van nieuw zand te voorzien zodat de hoogteligging voor de komende decennia geborgd is. Omdat er meerdere belangen rondom de Roggenplaat spelen stelde Rijkswaterstaat voorwaarden aan de uitvoering zodat er zo min mogelijk verstoring door de werkzaamheden tijdens de zandsuppletie zou ontstaan. Onder de vlag van Boskalis hebben we ecologische begeleiding en assistentie gegeven tijdens de uitvoering: het personeel op de plaat op de ecologie gericht laten werken, het monitoren van vertroebeling rondom de mosselpercelen en actie ondernemen als er verhoging was (al dan niet van natuurlijke aard) en een nieuwe techniek uitproberen: primen, het verplaatsen van bodemleven zodat de vakken met nieuw zand versneld kunnen koloniseren.
Voor het primen zijn twee benaderingen gebruikt: het verplaatsen van de toplaag zand met bijbehorend bodemleven zodat deze aan de oppervlakte van de suppletie bleef en als nieuwe benadering de priming met kokkels: het wegvissen van kokkels vlak voordat er gesuppleerd wordt en deze kokkels verzaaien op reeds gesuppleerd zand. En dat in eenheden van hectares, zodat er op voor vogels relevante praktijkschaal effect gemeten kan worden. Tevens is het een bijdrage aan behoud van de kokkelstand in de Oosterschelde.
In dit project kwam veel van onze expertise samen, vooral bij het kokkel-primen konden we de kweekervaringen in het Veerse Meer prima vertalen naar de Roggenplaat, een mooie koppeling van aquacultuur aan ecologie. Naast handmatig kokkelvissen konden we ook de waterlift inzetten, zodat we in korte tijd een behoorlijke biomassa kokkels verplaatsten. De wonderklauw en de waterlift zijn de enige vistechnieken die geen stress op de kokkels geven, zodat ze na verzaaien weer ingraven en onverstoord verder kunnen leven.
In een werkweek tijd konden we 16 ton kokkels verplaatsen naar 1 hectare primegebied en dat leverde ook bijzondere plaatjes op. De kokkels hebben de verhuizing prima doorstaan en gingen in goede conditie de winter in. Tijdens de visserij en priming zijn uit de losse hand wat filmbeelden geschoten, hoewel er zoutdruppels op de lens zitten geeft het toch een leuk beeld van de kokkelpriming.
Rijkswaterstaat wil de prime-techniek op grotere schaal inzetten bij toekomstige suppleties.
In een werkweek tijd konden we 16 ton kokkels verplaatsen naar 1 hectare primegebied en dat leverde ook bijzondere plaatjes op. De kokkels hebben de verhuizing prima doorstaan en gingen in goede conditie de winter in. Tijdens de visserij en priming zijn uit de losse hand wat filmbeelden geschoten, hoewel er zoutdruppels op de lens zitten geeft het toch een leuk beeld van de kokkelpriming.
Rijkswaterstaat wil de prime-techniek op grotere schaal inzetten bij toekomstige suppleties.
Zeeuwse rotskusten, ofwel de levensgemeenschappen op harde substraten
Bij landwinning of landbescherming zijn en worden in Nederland rotsachtige materialen gebruikt om de vooroevers te verstevigen.
De dijkglooiingen krijgen hierdoor, zowel boven als onder water, het karakter van een rotskust, waar zich een geassocieerde flora en fauna heeft gevestigd.
De flora bestaat uit zoutminnende planten en vooral een grote diversiteit aan zeewieren. De fauna kenmerkt zich met een grote diversiteit aan vissen, schaal- en schelpdieren, stekelhuidigen, anemonen, sponzen, hydroidpoliepen, mosdieren, zakpijpen en andere groepen.
Bij landwinning of landbescherming zijn en worden in Nederland rotsachtige materialen gebruikt om de vooroevers te verstevigen.
De dijkglooiingen krijgen hierdoor, zowel boven als onder water, het karakter van een rotskust, waar zich een geassocieerde flora en fauna heeft gevestigd.
De flora bestaat uit zoutminnende planten en vooral een grote diversiteit aan zeewieren. De fauna kenmerkt zich met een grote diversiteit aan vissen, schaal- en schelpdieren, stekelhuidigen, anemonen, sponzen, hydroidpoliepen, mosdieren, zakpijpen en andere groepen.
Afhankelijk van de milieuomstandigheden ter plaatse (substraat, stroming, zoutgehalte, zwevend stof, voedselaanbod, temperatuur, sedimentatie-erosie) ontwikkelen zich levensgemeenschappen: flora en fauna die simultaan onder dezelfde omstandigheden voorkomen. Zeeland kent diverse zoute watersystemen en binnen deze watersystemen komen weer diverse specifieke levensgemeenschappen voor.
Zij vertegenwoordigen dan ook een belangrijk onderdeel van het mariene ecosysteem.
Medewerkers van Zeeschelp houden sinds 1985 een ononderbroken monitoring bij van deze levensgemeenschappen op de harde substraten. Met deze dataset kunnen we aanpassingen, introducties of ingrepen in het watersysteem evalueren ten opzichte van de oorspronkelijke situatie sinds de completering van de deltawerken.
Voorbeelden zijn de effecten van een veranderd regime van de spuisluis in de Brouwersdam in de Grevelingen en de invloed van de Katse Heule op het Veerse Meer, dat nu in permanente verbinding staat met de Oosterschelde. In de afgelopen jaren zijn er diverse monitoringen voor Rijkswaterstaat Zeeland uitgevoerd, de foto’s geven een beeld van enkele levensgemeenschappen in het Veerse Meer uit jaren 2008 tot en met 2011.
Zij vertegenwoordigen dan ook een belangrijk onderdeel van het mariene ecosysteem.
Medewerkers van Zeeschelp houden sinds 1985 een ononderbroken monitoring bij van deze levensgemeenschappen op de harde substraten. Met deze dataset kunnen we aanpassingen, introducties of ingrepen in het watersysteem evalueren ten opzichte van de oorspronkelijke situatie sinds de completering van de deltawerken.
Voorbeelden zijn de effecten van een veranderd regime van de spuisluis in de Brouwersdam in de Grevelingen en de invloed van de Katse Heule op het Veerse Meer, dat nu in permanente verbinding staat met de Oosterschelde. In de afgelopen jaren zijn er diverse monitoringen voor Rijkswaterstaat Zeeland uitgevoerd, de foto’s geven een beeld van enkele levensgemeenschappen in het Veerse Meer uit jaren 2008 tot en met 2011.
In 2010 zijn tevens enkele filmbeelden opgenomen.
Sinds 1985 hebben uitermate veel exoten hun intrede gedaan in Zeeuwse wateren, de opkomst van sommige exoten is zodanig dat deze soorten dominanter zijn geworden dan de oorspronkelijke soorten. Voorbeelden zijn de Japanse oester, veel soorten zakpijpen, zeewieren etc.
Het gebruik van secundaire bouwmaterialen (zoals staalslakken) bij de versteviging van de vooroevers in Ooster- en Westerschelde wordt geëvalueerd ten opzichte van primaire bouwmaterialen (natuursteen). De aangroei, successie, sedimentatie en de ontwikkeling van levensgemeenschappen op zowel primaire als secundaire bouwmaterialen wordt gevolgd, al voordat dijkvakken met deze materialen worden bestord. Ook de gemeenschappen in de wierzone passen zich aan de nieuwe te gebruiken materialen aan, naast ecoblokken is ook veel asfalt gebruikt bij de dijkverstevigingen en tusen deze substraten ontstaan verschillen in bedekking aan wieren. Naast de langlopende monitoring op bestaande substraten, levert het monitoren van nieuwe, onbegroeide substraten unieke pioniergemeenschappen op, zodat we de ecologie van deze pioniersoorten op verschillende substraten beter begrijpen en na verloop van tijd een uitspraak kunnen doen of er ecologische verschillen als gevolg van substraat ontstaan. Na verloop van tijd ontstaan op de nieuwe substraten uit het pionierstadium levensgemeenschappen die weer karakteristiek zijn voor de milieuomstandigheden ter plaatse.
Het gebruik van secundaire bouwmaterialen (zoals staalslakken) bij de versteviging van de vooroevers in Ooster- en Westerschelde wordt geëvalueerd ten opzichte van primaire bouwmaterialen (natuursteen). De aangroei, successie, sedimentatie en de ontwikkeling van levensgemeenschappen op zowel primaire als secundaire bouwmaterialen wordt gevolgd, al voordat dijkvakken met deze materialen worden bestord. Ook de gemeenschappen in de wierzone passen zich aan de nieuwe te gebruiken materialen aan, naast ecoblokken is ook veel asfalt gebruikt bij de dijkverstevigingen en tusen deze substraten ontstaan verschillen in bedekking aan wieren. Naast de langlopende monitoring op bestaande substraten, levert het monitoren van nieuwe, onbegroeide substraten unieke pioniergemeenschappen op, zodat we de ecologie van deze pioniersoorten op verschillende substraten beter begrijpen en na verloop van tijd een uitspraak kunnen doen of er ecologische verschillen als gevolg van substraat ontstaan. Na verloop van tijd ontstaan op de nieuwe substraten uit het pionierstadium levensgemeenschappen die weer karakteristiek zijn voor de milieuomstandigheden ter plaatse.
Kwallenmonitoring
Kwallen zijn één van de oudst aanwezige complexe levensvormen en komen kosmopolitisch voor. In de afgelopen 10-15 jaar is een toename in dichtheden te zien, in allerlei typen kust- en zeewater. Ook in de Zeeuwse wateren komen ’s zomers hoge dichtheden aan kwallen voor en kunnen door recreanten en vissers als hinderlijk worden ervaren.
Als voorlichting is een folder samengesteld over kwallen in de Zeeuwse Delta (klik hier voor pdf). Rijkswaterstaat Zeeland besloot in 2009 tot een monitoring van kwallen in het Veerse Meer, die in een samenwerkingsverband tussen Zeeschelp en NIOO-CEME wordt uitgevoerd.
In 2009-2010 zijn twee soorten schijfkwallen gevonden (de oorkwal en de haarkwal), drie soorten ribkwallen (de Amerikaanse ribkwal, het zeedruifje en de meloenkwal) en vrijzwemmende hydromedusen van vier soorten hydroidpoliepen die op de harde substraten in de Deltawateren voorkomen. De oorkwal en de Amerikaanse ribkwal waren veruit de meest voorkomende soorten, met dichtheden tot maximaal 18 en 3 exemplaren per m3 gemiddeld over het gehele Veerse Meer.
Kwallen zijn één van de oudst aanwezige complexe levensvormen en komen kosmopolitisch voor. In de afgelopen 10-15 jaar is een toename in dichtheden te zien, in allerlei typen kust- en zeewater. Ook in de Zeeuwse wateren komen ’s zomers hoge dichtheden aan kwallen voor en kunnen door recreanten en vissers als hinderlijk worden ervaren.
Als voorlichting is een folder samengesteld over kwallen in de Zeeuwse Delta (klik hier voor pdf). Rijkswaterstaat Zeeland besloot in 2009 tot een monitoring van kwallen in het Veerse Meer, die in een samenwerkingsverband tussen Zeeschelp en NIOO-CEME wordt uitgevoerd.
In 2009-2010 zijn twee soorten schijfkwallen gevonden (de oorkwal en de haarkwal), drie soorten ribkwallen (de Amerikaanse ribkwal, het zeedruifje en de meloenkwal) en vrijzwemmende hydromedusen van vier soorten hydroidpoliepen die op de harde substraten in de Deltawateren voorkomen. De oorkwal en de Amerikaanse ribkwal waren veruit de meest voorkomende soorten, met dichtheden tot maximaal 18 en 3 exemplaren per m3 gemiddeld over het gehele Veerse Meer.
Deze twee soorten zijn niet netelend voor mensen. Het voedsel van deze kwallen bestaat uit kleine planktonische dieren waaronder viseieren en vislarven, kleine visjes, vrijzwemmende kreeftachtigen en larven van schelpdieren en andere bodemdieren. Het is niet bekend wat de gevolgen van de aanhoudende kwallenbloei voor het ecosysteem zijn. Effecten van massale ontwikkelingen van kwallen op de Nederlandse mariene ecosystemen zijn nog niet onderzocht.
In juni 2017 kwamen meldingen van zwemmers die huidirritatie hadden opgelopen in kreek De Piet in het Veerse Meer. De huidirritatie leek op die van kwallensteken en op verzoek van Rijkswaterstaat is geïnventariseerd welke kwallensoorten in kreek De Piet op dat moment voorkwamen.
Over meer dan de helft van de kreek bleken veel kruiskwallen aanwezig, die behoorlijk kunnen netelen en bij mensen met extra gevoeligheid huidirritatie kunnen geven. Inventarisatie op zwemlocaties in het Veerse Meer zelf lieten geen of nauwelijks kruiskwallen zien.
In kreek de Piet zijn waarschuwingsborden geplaatst om daar in de periode juli-augustus 2017 niet meer te zwemmen. De kruiskwallen hebben een voorkeur om in het zeewier te verblijven en bij beweging te gaan zwemmen. Zwemmers die door het zeewier waden, komen zo de kwallen tegen.
In juni 2017 kwamen meldingen van zwemmers die huidirritatie hadden opgelopen in kreek De Piet in het Veerse Meer. De huidirritatie leek op die van kwallensteken en op verzoek van Rijkswaterstaat is geïnventariseerd welke kwallensoorten in kreek De Piet op dat moment voorkwamen.
Over meer dan de helft van de kreek bleken veel kruiskwallen aanwezig, die behoorlijk kunnen netelen en bij mensen met extra gevoeligheid huidirritatie kunnen geven. Inventarisatie op zwemlocaties in het Veerse Meer zelf lieten geen of nauwelijks kruiskwallen zien.
In kreek de Piet zijn waarschuwingsborden geplaatst om daar in de periode juli-augustus 2017 niet meer te zwemmen. De kruiskwallen hebben een voorkeur om in het zeewier te verblijven en bij beweging te gaan zwemmen. Zwemmers die door het zeewier waden, komen zo de kwallen tegen.
In kreek De Piet komen dichte matten van groenwier op de bodem voor, met aan de randen ook Japanse oesters en Trompetkalkkokerwormen. Kennelijk vormt dit een geschikt habitat voor het minuscuul kleine poliepstadium, dat over meerdere jaren kan overleven en zich ook ongeslachtelijk kan vermeerderen. Bij temperaturen rond 18°C kan onder geschikte omstandigheden de vrijzwemmende meduse afsnoeren, dit is de kruiskwal die zwemmers tegen kunnen komen.
Kreek De Piet vormt kennelijk een voortplantingsgebied voor de kruiskwal. In een droog voorjaar met weinig afvoer van polderwater blijft het zoutgehalte in de kreek hoger. Deze omstandigheden lijken de kansen voor een succesvolle afsnoering te verbeteren, en in de beschutte en afgeschermde kreek kan de kwallenstand dan snel toenemen. Een monitoring in het voorjaar geeft inzicht of afsnoering van medusen plaatsvindt en kan de overlast dan ook beperken door tijdig te waarschuwen voor de aanwezigheid van de kruiskwal.
In 2018 en 2019 bleken de kruiskwallen ook in het oostelijk deel van het Veerse Meer voor te komen, met pieken in de vroege zomer. Er lijkt een duidelijk seizoenspatroon aanwezig, als de kruiskwallen eenmaal voorkomen. Waarom ze het ene jaar wel en het andere jaar niet tot ontwikkeling komen is echter nog onduidelijk.
Kreek De Piet vormt kennelijk een voortplantingsgebied voor de kruiskwal. In een droog voorjaar met weinig afvoer van polderwater blijft het zoutgehalte in de kreek hoger. Deze omstandigheden lijken de kansen voor een succesvolle afsnoering te verbeteren, en in de beschutte en afgeschermde kreek kan de kwallenstand dan snel toenemen. Een monitoring in het voorjaar geeft inzicht of afsnoering van medusen plaatsvindt en kan de overlast dan ook beperken door tijdig te waarschuwen voor de aanwezigheid van de kruiskwal.
In 2018 en 2019 bleken de kruiskwallen ook in het oostelijk deel van het Veerse Meer voor te komen, met pieken in de vroege zomer. Er lijkt een duidelijk seizoenspatroon aanwezig, als de kruiskwallen eenmaal voorkomen. Waarom ze het ene jaar wel en het andere jaar niet tot ontwikkeling komen is echter nog onduidelijk.
Vismigratie tussen Oosterschelde en Volkerak-Zoommeer
In 2009 en 2010 heeft Rijkswaterstaat de Proef natuurlijk sluisbeheer uitgevoerd, in samenwerking met natuurorganisaties, de schelpdiersector en de Provincie Zeeland. Het beheer van de Bergsediepsluis en de Krammersluizen is tijdelijk aangepast, zodat er tijdens laag water een extra hoeveelheid zoet water is gespuid en bij opkomend water korte tijd zout water richting Volkerak-Zoommeer kon stromen. Tijdens deze proef is onderzocht welk effect het aangepaste sluisbeheer heeft op de trek van vissen, op de waterkwaliteit voor en achter de sluizen en op de groei van schelpdieren.
In samenwerking met beroepsvisser Kooistra hebben we de vismonitoring verzorgd, waarbij de vistrek door de sluizen is gemeten, vanaf vroeg voorjaar (februari) tot vroeg in de zomer (juni), soms tot diep in de nacht. Het is inspirerend om te zien wanneer en hoe de verschillende soorten vis voor de sluisdeuren arriveren en door de sluizen trekken. Typische diadrome vissen (migrerend tussen zoet en zout) zoals Bot, Paling, Glasaal, Dunlipharder en Driedoornige stekelbaars zijn door de tijdelijke openingen van de sluisdeuren gezwommen. In fuikvangsten voor en achter de sluizen zijn tevens Zeeforel en Zeeprik aangetroffen. Deze vangsten geven aan dat vismigratie mogelijk is geworden met een aangepast sluisbeheer.
Na evaluatie van de proef is vanaf 2012 de glasaalstand bij de Bergsediepsluis ingevoerd: water van Volkerak-Zoommeer watert via natuurlijk verval af op de Oosterschelde en tijdens opkomend tij in de Oosterschelde stroomt er korte tijd water door de sluis richting Zoommeer. Op dit moment heeft b.v. glasaal de kans om tegen de geringe stroom in of met de stroom mee door de sluis richting zoet water te migreren.
Naast glasaal en stekelbaars geeft deze voorziening ook prima mogelijkheden voor de intrek van bot, harder en andere diadrome vissoorten die in het verleden in het Volkerak-Zoommeer gevangen zijn zoals zeeforel, zeeprik, rivierprik, spiering, haring en ook houting.
In het voor- en najaar van 2014 is met een videocamera aan de onderkant van de sluisdeur bij de rinkettenopnamen gemaakt van vissen die in de avond op deze wijze tussen zoet en zout migreren. De camera gaf de beelden via een videoserver over internet door naar een laptop, zodat er over langere periode waarnemingen zijn gedaan. Zo wordt letterlijk zichtbaar welke vissen gebruik maken van deze voorziening. Deze techniek is ook in gebruik bij de Krammerjachtensluis #2, waar sinds voorjaar 2014 met een innovatieve schuttechniek met waterscherm en bellenschermen gewerkt wordt om kosten en schuttijd te besparen. Een deelvraag was of met deze schuttechniek ook mogelijkheden zijn ontstaan voor vismigratie. In onderstaande video staan enkele beelden van de monitoring weergegeven.
Na evaluatie van de proef is vanaf 2012 de glasaalstand bij de Bergsediepsluis ingevoerd: water van Volkerak-Zoommeer watert via natuurlijk verval af op de Oosterschelde en tijdens opkomend tij in de Oosterschelde stroomt er korte tijd water door de sluis richting Zoommeer. Op dit moment heeft b.v. glasaal de kans om tegen de geringe stroom in of met de stroom mee door de sluis richting zoet water te migreren.
Naast glasaal en stekelbaars geeft deze voorziening ook prima mogelijkheden voor de intrek van bot, harder en andere diadrome vissoorten die in het verleden in het Volkerak-Zoommeer gevangen zijn zoals zeeforel, zeeprik, rivierprik, spiering, haring en ook houting.
In het voor- en najaar van 2014 is met een videocamera aan de onderkant van de sluisdeur bij de rinkettenopnamen gemaakt van vissen die in de avond op deze wijze tussen zoet en zout migreren. De camera gaf de beelden via een videoserver over internet door naar een laptop, zodat er over langere periode waarnemingen zijn gedaan. Zo wordt letterlijk zichtbaar welke vissen gebruik maken van deze voorziening. Deze techniek is ook in gebruik bij de Krammerjachtensluis #2, waar sinds voorjaar 2014 met een innovatieve schuttechniek met waterscherm en bellenschermen gewerkt wordt om kosten en schuttijd te besparen. Een deelvraag was of met deze schuttechniek ook mogelijkheden zijn ontstaan voor vismigratie. In onderstaande video staan enkele beelden van de monitoring weergegeven.
Zouttolerantie van Beekforel t.b.v. uitzet in het Veerse Meer
Sportvisserij Zuidwest Nederland heeft het project ‘Forelvissen in het Veerse Meer, Sportvissen als toeristisch product’ in voorbereiding. In de jaren 80 en 90 is regenboogforel en beekforel in het toen nog brakke Veerse Meer uitgezet voor de sportvisserij. Het Veerse Meer gold als beste forellenstek in het buitenwater van Nederland. Eind jaren 90 en begin jaren 2000 waren de omstandigheden voor forel in het Veerse Meer niet meer optimaal, wat echter veranderde sinds de Katse Heule water uit het Veerse Meer met de Oosterschelde uitwisselt. Als voorbereidende fase voor het huidige project is een zoet-zout transfer uitgevoerd met gekweekte beekforel, waarbij de vis stapsgewijs naar zout water is gebracht. Het zoutgehalte in het Veerse Meer is namelijk hoger geworden en de vis kan hier anders op reageren. De resultaten van deze studie worden gebruikt om te evalueren of men wederom tot een uitzetting van beekforel in het Veerse Meer wil overgaan.
Sportvisserij Zuidwest Nederland heeft het project ‘Forelvissen in het Veerse Meer, Sportvissen als toeristisch product’ in voorbereiding. In de jaren 80 en 90 is regenboogforel en beekforel in het toen nog brakke Veerse Meer uitgezet voor de sportvisserij. Het Veerse Meer gold als beste forellenstek in het buitenwater van Nederland. Eind jaren 90 en begin jaren 2000 waren de omstandigheden voor forel in het Veerse Meer niet meer optimaal, wat echter veranderde sinds de Katse Heule water uit het Veerse Meer met de Oosterschelde uitwisselt. Als voorbereidende fase voor het huidige project is een zoet-zout transfer uitgevoerd met gekweekte beekforel, waarbij de vis stapsgewijs naar zout water is gebracht. Het zoutgehalte in het Veerse Meer is namelijk hoger geworden en de vis kan hier anders op reageren. De resultaten van deze studie worden gebruikt om te evalueren of men wederom tot een uitzetting van beekforel in het Veerse Meer wil overgaan.
Visinventarisatie 2011-2019 binnendijkse Zeeuwse wateren
In de nazomer is afgelopen jaren, in samenwerking met Visserijbedrijf Kooistra-Schot uit Tholen, een visinventarisatie uitgevoerd in binnendijkse watergangen van Schouwen-Duiveland, Sint Philipsland, Tholen, Zuid-beveland, Walcheren en Zeeuws Vlaanderen. Deze gegevens gebruikt het Waterschap Scheldestromen om te toetsen of deze wateren voldoen aan de Kaderrichtlijn water. Zeeland herbergt een scala aan watergangen met alle mogelijke gradaties en gradienten in zoet en zout water.
In de nazomer is afgelopen jaren, in samenwerking met Visserijbedrijf Kooistra-Schot uit Tholen, een visinventarisatie uitgevoerd in binnendijkse watergangen van Schouwen-Duiveland, Sint Philipsland, Tholen, Zuid-beveland, Walcheren en Zeeuws Vlaanderen. Deze gegevens gebruikt het Waterschap Scheldestromen om te toetsen of deze wateren voldoen aan de Kaderrichtlijn water. Zeeland herbergt een scala aan watergangen met alle mogelijke gradaties en gradienten in zoet en zout water.
Dit heeft uiteraard veel invloed op de visstand, en als de omstandigheden voor vismigratie aanwezig zijn worden binnendijks de typische vissoorten gevonden die kunnen leven op de grens van zout en zoet water, zoals Haring, Koornaarvis, Bot, Dunlipharder, Driedoornige stekelbaars, Brakwatergrondel en uiteraard Paling. Ook komen typische zoetwatersoorten in de Zeeuwse sloten voor, zoals Snoek, Baars, Kolblei, Brasem, Blankvoorn, Ruisvoorn, Giebel. Bij licht brakke omstandigheden komen Karper en Snoekbaars regelmatig voor.
Vissenatlas Zeeland
De grote variateit tussen zoet en zout in de binnendijkse watergangen vindt je door heel Zeeland, en gegevens van de visstand waren lastig toegankelijk omdat deze nog versnipperd was. Het idee was om een Vissenatlas van Zeeland samen te stellen, we hadden de dataset al eens aardig compleet weten te krijgen door alle gerapporteerde gegevens te achterhalen bij verschillende partijen. Het project bleef echter voor ‘de avonduren’, en het kon dan ook wel eens even duren voordat het werd afgerond. In 2012 ontstond een gezamenlijk initiatief met stichting het Zeeuwse Landschap en RAVON om de draad weer op te pakken. Alle data en expertise werden gebundeld en het visatlas project Zeeland kwam op gang. Op moment staat publicatie gepland voor februari 2020. Zie ook www.zeeland.vissenatlas.nl