Onderzoek mariene aquacultuur
Actueel: Zeewierkweek
Sinds meerdere jaren zijn we betrokken bij projecten met zeewierkweek. In 2011 is in de Schelphoek een "zeeboerderij/zeewierderij" geïnstalleerd. Stichting Zeeschelp heeft daar o.a. duikwerk verricht en samples genomen. In 2014 hebben we in opdracht van Zeewaar onderzocht of het haalbaar is om in de winterperiode zeesla te kweken in een kas, waarna het wier vroeg in het groeiseizoen naar de farm in de Jacobahaven kon worden verplaatst. In 2015 en 2016 zijn we betrokken geweest bij het verzamelen en kweken van zeewier ten behoeve van onderzoek voor de ontwikkelingen van medicijnen voor Alzheimer en Diabetes. Vanaf 2017 hebben we met/voor Seaweed Harvest Holland een hatcheryvoorziening voor zeewierkweek in het veldstation gerealiseerd. Op de pagina met pilots aquacultuur is meer informatie te vinden over genoemde projecten. Vanaf 2018 zijn we op herhaalde aanvraag begonnen met een gametophytenkweek van suikerwier (Saccharina latissima).
Suikerwier is een bruinwier die in Nederland goed kan groeien in de koudere maanden, maar het moeilijk heeft in de warmere maanden. Daardoor is suikerwier in het wild niet algemeen. Voor de kweek is het daarom belangrijk dat er onder gecontroleerde omstandigheden uitgangsmateriaal gekweekt kan worden wat later in het geschikte koude groeiseizoen naar buiten kan worden gebracht. Het kweekseizoen begint in buitenwater in de maand oktober/november waarna het in mei/juni geoogst kan worden. Is het een koude herfst, dan kan de kweek snel beginnen. Is het een warm voorjaar, dan zal er eerder geoogst moeten worden. Stichting Zeeschelp heeft afgelopen najaar (2019) voor het eerst materiaal naar buiten gebracht. Komend voorjaar zal blijken hoe het uitgangsmateriaal is uitgegroeid.
Op onderstaande afbeeldingen is de kweek van uitgangsmateriaal van Suikerwier te zien. Sporen, gametophyten, sporophyten, coils met sporophyten in tanks en later uitgedraaid op kweeklijnen in buitenwater.
Sinds meerdere jaren zijn we betrokken bij projecten met zeewierkweek. In 2011 is in de Schelphoek een "zeeboerderij/zeewierderij" geïnstalleerd. Stichting Zeeschelp heeft daar o.a. duikwerk verricht en samples genomen. In 2014 hebben we in opdracht van Zeewaar onderzocht of het haalbaar is om in de winterperiode zeesla te kweken in een kas, waarna het wier vroeg in het groeiseizoen naar de farm in de Jacobahaven kon worden verplaatst. In 2015 en 2016 zijn we betrokken geweest bij het verzamelen en kweken van zeewier ten behoeve van onderzoek voor de ontwikkelingen van medicijnen voor Alzheimer en Diabetes. Vanaf 2017 hebben we met/voor Seaweed Harvest Holland een hatcheryvoorziening voor zeewierkweek in het veldstation gerealiseerd. Op de pagina met pilots aquacultuur is meer informatie te vinden over genoemde projecten. Vanaf 2018 zijn we op herhaalde aanvraag begonnen met een gametophytenkweek van suikerwier (Saccharina latissima).
Suikerwier is een bruinwier die in Nederland goed kan groeien in de koudere maanden, maar het moeilijk heeft in de warmere maanden. Daardoor is suikerwier in het wild niet algemeen. Voor de kweek is het daarom belangrijk dat er onder gecontroleerde omstandigheden uitgangsmateriaal gekweekt kan worden wat later in het geschikte koude groeiseizoen naar buiten kan worden gebracht. Het kweekseizoen begint in buitenwater in de maand oktober/november waarna het in mei/juni geoogst kan worden. Is het een koude herfst, dan kan de kweek snel beginnen. Is het een warm voorjaar, dan zal er eerder geoogst moeten worden. Stichting Zeeschelp heeft afgelopen najaar (2019) voor het eerst materiaal naar buiten gebracht. Komend voorjaar zal blijken hoe het uitgangsmateriaal is uitgegroeid.
Op onderstaande afbeeldingen is de kweek van uitgangsmateriaal van Suikerwier te zien. Sporen, gametophyten, sporophyten, coils met sporophyten in tanks en later uitgedraaid op kweeklijnen in buitenwater.
Onderzoek naar kweektechnieken en te kweken soorten
Wij richten ons voornamelijk op promotie, ontwikkeling en onderzoek voor de mariene aquacultuursector, binnen en buiten Zeeland. Het uiteindelijke resultaat is vaak op productieschaal gericht.
Wij richten ons op:
Op deze wijze verrichten we diverse pilots in de mariene aquacultuursector, meestal in directe samenwerking met ondernemers. In 2012 heeft de provincie Zeeland een boekje uitgegeven waarin o.a. enkele van deze pilots staan beschreven, als ook vele andere vernieuwingen in de Zeeuwse visserij en aquacultuursector: Visserij op Zeeuwse grond, 5 jaar Blauwe Revolutie. Dit boekje is gratis te downloaden van de website van de provincie Zeeland. - Klik hier -
De basis van de pilots wordt vaak gevormd door twee technieken, die veelal met hun Engelse termen worden aangeduid, namelijk hatchery (of broedhuis) en nursery (kinder- of kweekkamer). Deze technieken hebben we sinds 2005 operationeel en worden sindsdien continu gebruikt, verbeterd en opgeschaald voor schaal- en schelpdieren en platvis. Het verder opkweken van de juveniele dieren tot aan consumptiegrootte maakt ook deel uit van de pilots.
Wij richten ons voornamelijk op promotie, ontwikkeling en onderzoek voor de mariene aquacultuursector, binnen en buiten Zeeland. Het uiteindelijke resultaat is vaak op productieschaal gericht.
Wij richten ons op:
- Diversificatie in kweektechniek en kweeksoorten voor kwekerijen, vijversystemen en buitenwater
- bevordering van competitieve elementen bij de diverse kweektechnieken.
- Milieuonderzoek bij aquacultuurpraktijk
- Toegepast en praktijkgericht onderzoek
- Projecten en begeleiding op maat
- Schakel tussen wetenschap en praktijk
- Vraaggestuurd en resultaatgericht, proactief en coöperatief, creatief en innovatief
- Opschalen van pilot- naar productieniveau
Op deze wijze verrichten we diverse pilots in de mariene aquacultuursector, meestal in directe samenwerking met ondernemers. In 2012 heeft de provincie Zeeland een boekje uitgegeven waarin o.a. enkele van deze pilots staan beschreven, als ook vele andere vernieuwingen in de Zeeuwse visserij en aquacultuursector: Visserij op Zeeuwse grond, 5 jaar Blauwe Revolutie. Dit boekje is gratis te downloaden van de website van de provincie Zeeland. - Klik hier -
De basis van de pilots wordt vaak gevormd door twee technieken, die veelal met hun Engelse termen worden aangeduid, namelijk hatchery (of broedhuis) en nursery (kinder- of kweekkamer). Deze technieken hebben we sinds 2005 operationeel en worden sindsdien continu gebruikt, verbeterd en opgeschaald voor schaal- en schelpdieren en platvis. Het verder opkweken van de juveniele dieren tot aan consumptiegrootte maakt ook deel uit van de pilots.
Hatchery-Nursery Schelpdieren
In een hatchery worden de larven van allerlei schelpdieren gekweekt. Volwassen schelpdieren laten we ‘melken’ (zoals de kweker het noemt), waarna vele miljoenen larven zich kunnen ontwikkelen uit de bevruchte eicellen. Deze larven zwemmen in het zeewater, worden in bassins gehouden en gevoerd met algen. Na enkele weken zijn ze volgroeid en ondergaan een metamorfose. Bij de metamorfose schakelen ze van het vrije waterleven over naar een leven op de bodem. Afhankelijk van de soort (bijv. Mossel, Kokkel of Oester) hebben ze behoefte aan b.v. touw, schelpen, stenen of zand. Na de metamorfose wordt gesproken over schelpdierbroed, dat een fractie van een millimeter groot is. In een broedhuis kan selectie van ouderdieren, selectie op larven en sturing van het voer plaatsvinden, zodat een grondstof van goede kwaliteit de basis vormt voor verdere kweek.
In een hatchery worden de larven van allerlei schelpdieren gekweekt. Volwassen schelpdieren laten we ‘melken’ (zoals de kweker het noemt), waarna vele miljoenen larven zich kunnen ontwikkelen uit de bevruchte eicellen. Deze larven zwemmen in het zeewater, worden in bassins gehouden en gevoerd met algen. Na enkele weken zijn ze volgroeid en ondergaan een metamorfose. Bij de metamorfose schakelen ze van het vrije waterleven over naar een leven op de bodem. Afhankelijk van de soort (bijv. Mossel, Kokkel of Oester) hebben ze behoefte aan b.v. touw, schelpen, stenen of zand. Na de metamorfose wordt gesproken over schelpdierbroed, dat een fractie van een millimeter groot is. In een broedhuis kan selectie van ouderdieren, selectie op larven en sturing van het voer plaatsvinden, zodat een grondstof van goede kwaliteit de basis vormt voor verdere kweek.
In één specifiek geval (namelijk de mosselkweek in hangcultuur) kan dit jonge broed vrijwel direct geleverd worden aan kwekers, die het broed op touwen verder opkweken. In veel andere gevallen is een tussenstap nodig (de nursery of kweekkamer), waar de dieren onder beschermde condities verder kunnen groeien tot juvenielen, alvorens ze in buitenwater tot consumptieformaat worden gekweekt.
Een voorbeeld vanuit de nursery is het mosselzaad, zoals de mosselkwekers het opvissen uit de natuur. Dit mosselzaad is voor de mosselkweker de grondstof voor zijn kweekpercelen. Maar de nursery kan evengoed gericht zijn op een aansluiting op een meer gestuurde grow-out met b.v kokkels en tapijtschelpen, d.w.z. het geconditioneerd opkweken van dieren tot aan consumptiegrootte.
In de nursery worden de jonge schelpdieren verder opgekweekt tot juveniel van meerdere millimeters tot een enkele centimeter. Na de broedval treedt een snelle groei op: na enkele maanden is de schelplengte meestal 1 à 2 centimeter geworden. In deze fase zijn veel algen nodig, omdat de jonge schelpen exponentieel voedsel nodig hebben.
Een voorbeeld vanuit de nursery is het mosselzaad, zoals de mosselkwekers het opvissen uit de natuur. Dit mosselzaad is voor de mosselkweker de grondstof voor zijn kweekpercelen. Maar de nursery kan evengoed gericht zijn op een aansluiting op een meer gestuurde grow-out met b.v kokkels en tapijtschelpen, d.w.z. het geconditioneerd opkweken van dieren tot aan consumptiegrootte.
In de nursery worden de jonge schelpdieren verder opgekweekt tot juveniel van meerdere millimeters tot een enkele centimeter. Na de broedval treedt een snelle groei op: na enkele maanden is de schelplengte meestal 1 à 2 centimeter geworden. In deze fase zijn veel algen nodig, omdat de jonge schelpen exponentieel voedsel nodig hebben.
De voordelen van de hatchery / nursery technieken voor schelpdierkweek zijn divers. Om er enkele te noemen:
Voordelen
Een alternatieve manier om grondstof voor schelpdierkweek te leveren.
Het verzamelen van mosselzaad, als grondstof voor de mosselkweek, is streng gereguleerd, onder andere in verband met de reservering van voedsel voor de vogels in de Waddenzee. Deze jaarlijkse hoeveelheid opvisbaar mosselzaad is onvoldoende voor de sector. Hatchery/nursery technieken zijn dan ook een methode die kan helpen in het verkleinen van dit tekort. Voor andere schelpdier soorten zoals de Kokkel is de wildvangst nog sterker gereguleerd en biedt een kweek op percelen of in landsystemen perspectieven als alternatief. Daarnaast opent het mogelijkheden voor de kweek van de duurdere soorten, zoals Tapijtschelpen, Venusschelpen of andere zeedieren (zee-egels, kreeft, platvis).
Minder seizoensafhankelijk
Schelpdieren planten zich in de natuur meestal één keer per jaar voort. Dit gebeurt in het voorjaar als de watertemperatuur stijgt. Daarnaast wordt soms in het najaar ook nog een kleine piek in de voortplanting waargenomen. Deze seizoensafhankelijkheid betekent ook dat de beschikbaarheid van ‘zaad’ van de juiste grootte een seizoensafhankelijkheid kent. Het kweken van schelpdieren op het land kent dit nadeel niet omdat schelpdierlarven gedurende het gehele jaar, maandelijks geproduceerd kunnen worden.
Hogere productie
De opbrengst van de schelpdierkweek of –vangst in natuurlijke ecosystemen wordt sterk bepaald door de natuurlijke dynamiek. Vooral de beschikbare hoeveelheid voedsel en de hoeveelheid predatie zijn bepalend. Uit een kilo mosselzaad (circa 1000-2000 dieren) kan een kweker gemiddeld 2 kilo consumptiemosselen halen (circa 80-150 dieren). Of zoals de mosselkweker het zegt: ‘2 van 1’. Als de dieren echter in beter beheersbare systemen of op het land worden gekweekt kan zowel de voedselvoorziening geregeld worden en de uitval door predatie (door zeesterren, krabben, garnalen en vogels) worden geminimaliseerd. De opbrengst uit 1 kilo mosselzaad is dan een veelvoud (van '4 van 1' tot ’10 van 1’).
Nadeel
Er is (nog) 1 nadeel: deze techniek is (nog) vrij duur. Hatchery-nursery wordt al tientallen jaren wereldwijd toegepast, maar voor Nederland is het een nieuwe manier van werken. Ervaring moet worden uigebouwd en technieken met inheemse soorten vanuit pilotschaal verder opgeschaald en geoptimaliseerd. Omdat er nog geen reguliere afzetmarkt is voor schelpdieren uit een broedhuis, mede doordat de verdere uitgroeitechniek ook nog niet gestandardiseerd is, blijft de grondstof uit een broedhuis voorlopig nog prijzig in vergelijking met de wilde vangst. De verdere uitgroei laat echter wel een hoog rendement zien, Door de genoemde voordelen zal het een kwestie van tijd zijn, om met deze kweektechniek te kunnen ‘concurreren’ met de prijzen vanuit wildvangst.
Hatchery-Nursery Schaaldieren
Schelpdieren zijn vegetariërs, zij eten in beginsel alleen plantaardig plankton. Schaaldieren (krabben en kreeften) zijn in de regel rovers, en dat begint al in de larvale fase. Larven van de kreeft zijn zelfs kannibalistisch als ze honger krijgen, dus is het zaak om ze goed te voeren. Ze zijn niet erg kieskeurig en eten vrijwel alles wat beweegt: het zooplankton ofwel dierlijk plankton. Het zoöplankton bestaat uit allerlei vrijzwemmende larvale stadia van bodemdieren (krabben, kreeften, zeesterren, zee-egels, wormen, schelpdieren) die na enkele weken in de waterfase aan het bodemleven beginnen en ook uit soorten die de gehele levenscyclus in de waterkolom (pelagisch) blijven, zoals diverse soorten kreeftachtigen.
Kreeftlarven vervellen een aantal keren voordat ze naar de bodem migreren en grotere scharen krijgen. Eenmaal op de bodem fourageren ze vooral op bodemdieren en zoeken beschutting onder substraat. Soortgenoten worden op afstand gehouden of lopen kans om opgegeten te worden. Juveniele kreeft is dan ook alleen solitair te huisvesten of moet snel in buitenwater worden uitgezet om een kweekrendement over te houden.
Hatchery-Nursery Platvis
Het kweken van vis begint met…algen, het plantaardig planton ofwel fytoplankton. Het is nu eenmaal de basis van de voedselketen in zee, tenminste van de voedselketen waar wij ook van eten. Algen zijn het voedsel voor de voedseldieren van vislarven: het zoöplankton ofwel dierlijk planton. Een belangrijke groep hiervan zijn de roeipootkreeftjes of copepoden die in zee een belangrijk deel van het natuurlijke voedsel voor vislarven zijn.
Roeipootkreeftjes eten algen, dus een broedhuis voor vis heeft algen nodig. De vislarven zijn erg kritisch op voedselkwaliteit en eten enkele weken levend voer, waarna ze groot genoeg zijn geworden om over te schakelen op droogvoer. Tot circa 6-8 weken blijven de vislarven (ook van platvis) in de waterkolom zwemmen. Eenmaal op droogvoer en nadat ze na zo’n 8 weken een metamorfose hebben ondergaan tot een echt platvisje, kunnen ze gehuisvest worden in nurserykweeksystemen voor de opgroei. In deze kinderkamer groeien ze van circa 2 cm uit tot circa 12-15 cm, waarna ze naar de uiteindelijke kwekerijsystemen kunnen. Voor elke levensfase is dus een specifieke huisvesting nodig.
Voordelen
Een alternatieve manier om grondstof voor schelpdierkweek te leveren.
Het verzamelen van mosselzaad, als grondstof voor de mosselkweek, is streng gereguleerd, onder andere in verband met de reservering van voedsel voor de vogels in de Waddenzee. Deze jaarlijkse hoeveelheid opvisbaar mosselzaad is onvoldoende voor de sector. Hatchery/nursery technieken zijn dan ook een methode die kan helpen in het verkleinen van dit tekort. Voor andere schelpdier soorten zoals de Kokkel is de wildvangst nog sterker gereguleerd en biedt een kweek op percelen of in landsystemen perspectieven als alternatief. Daarnaast opent het mogelijkheden voor de kweek van de duurdere soorten, zoals Tapijtschelpen, Venusschelpen of andere zeedieren (zee-egels, kreeft, platvis).
Minder seizoensafhankelijk
Schelpdieren planten zich in de natuur meestal één keer per jaar voort. Dit gebeurt in het voorjaar als de watertemperatuur stijgt. Daarnaast wordt soms in het najaar ook nog een kleine piek in de voortplanting waargenomen. Deze seizoensafhankelijkheid betekent ook dat de beschikbaarheid van ‘zaad’ van de juiste grootte een seizoensafhankelijkheid kent. Het kweken van schelpdieren op het land kent dit nadeel niet omdat schelpdierlarven gedurende het gehele jaar, maandelijks geproduceerd kunnen worden.
Hogere productie
De opbrengst van de schelpdierkweek of –vangst in natuurlijke ecosystemen wordt sterk bepaald door de natuurlijke dynamiek. Vooral de beschikbare hoeveelheid voedsel en de hoeveelheid predatie zijn bepalend. Uit een kilo mosselzaad (circa 1000-2000 dieren) kan een kweker gemiddeld 2 kilo consumptiemosselen halen (circa 80-150 dieren). Of zoals de mosselkweker het zegt: ‘2 van 1’. Als de dieren echter in beter beheersbare systemen of op het land worden gekweekt kan zowel de voedselvoorziening geregeld worden en de uitval door predatie (door zeesterren, krabben, garnalen en vogels) worden geminimaliseerd. De opbrengst uit 1 kilo mosselzaad is dan een veelvoud (van '4 van 1' tot ’10 van 1’).
Nadeel
Er is (nog) 1 nadeel: deze techniek is (nog) vrij duur. Hatchery-nursery wordt al tientallen jaren wereldwijd toegepast, maar voor Nederland is het een nieuwe manier van werken. Ervaring moet worden uigebouwd en technieken met inheemse soorten vanuit pilotschaal verder opgeschaald en geoptimaliseerd. Omdat er nog geen reguliere afzetmarkt is voor schelpdieren uit een broedhuis, mede doordat de verdere uitgroeitechniek ook nog niet gestandardiseerd is, blijft de grondstof uit een broedhuis voorlopig nog prijzig in vergelijking met de wilde vangst. De verdere uitgroei laat echter wel een hoog rendement zien, Door de genoemde voordelen zal het een kwestie van tijd zijn, om met deze kweektechniek te kunnen ‘concurreren’ met de prijzen vanuit wildvangst.
Hatchery-Nursery Schaaldieren
Schelpdieren zijn vegetariërs, zij eten in beginsel alleen plantaardig plankton. Schaaldieren (krabben en kreeften) zijn in de regel rovers, en dat begint al in de larvale fase. Larven van de kreeft zijn zelfs kannibalistisch als ze honger krijgen, dus is het zaak om ze goed te voeren. Ze zijn niet erg kieskeurig en eten vrijwel alles wat beweegt: het zooplankton ofwel dierlijk plankton. Het zoöplankton bestaat uit allerlei vrijzwemmende larvale stadia van bodemdieren (krabben, kreeften, zeesterren, zee-egels, wormen, schelpdieren) die na enkele weken in de waterfase aan het bodemleven beginnen en ook uit soorten die de gehele levenscyclus in de waterkolom (pelagisch) blijven, zoals diverse soorten kreeftachtigen.
Kreeftlarven vervellen een aantal keren voordat ze naar de bodem migreren en grotere scharen krijgen. Eenmaal op de bodem fourageren ze vooral op bodemdieren en zoeken beschutting onder substraat. Soortgenoten worden op afstand gehouden of lopen kans om opgegeten te worden. Juveniele kreeft is dan ook alleen solitair te huisvesten of moet snel in buitenwater worden uitgezet om een kweekrendement over te houden.
Hatchery-Nursery Platvis
Het kweken van vis begint met…algen, het plantaardig planton ofwel fytoplankton. Het is nu eenmaal de basis van de voedselketen in zee, tenminste van de voedselketen waar wij ook van eten. Algen zijn het voedsel voor de voedseldieren van vislarven: het zoöplankton ofwel dierlijk planton. Een belangrijke groep hiervan zijn de roeipootkreeftjes of copepoden die in zee een belangrijk deel van het natuurlijke voedsel voor vislarven zijn.
Roeipootkreeftjes eten algen, dus een broedhuis voor vis heeft algen nodig. De vislarven zijn erg kritisch op voedselkwaliteit en eten enkele weken levend voer, waarna ze groot genoeg zijn geworden om over te schakelen op droogvoer. Tot circa 6-8 weken blijven de vislarven (ook van platvis) in de waterkolom zwemmen. Eenmaal op droogvoer en nadat ze na zo’n 8 weken een metamorfose hebben ondergaan tot een echt platvisje, kunnen ze gehuisvest worden in nurserykweeksystemen voor de opgroei. In deze kinderkamer groeien ze van circa 2 cm uit tot circa 12-15 cm, waarna ze naar de uiteindelijke kwekerijsystemen kunnen. Voor elke levensfase is dus een specifieke huisvesting nodig.