Pilots aquacultuur
Vanaf 2020
De kweek van platte oesters voor bevordering van de biodiversiteit op zee.
Natuurorganisaties zien op zee graag populaties van de platte oester ontstaan waar ze ooit ook voorkwamen. Windmolenparken bieden substraat in de vorm van steenstort aan de voet van elke windturbine, daarnaast zijn er wellicht mogelijkheden op de vlakke bodem.
Het verzamelen en verplaatsen uit de natuur gaat hem niet worden, de platte oester komt daarvoor te weinig voor. Daarom is er interesse in kweek. Alleen blijkt de platte oester onvoorspelbaar en wispelturig als het op voortplanten in een kwekerij aankomt. De natuurorganisaties voorzien een markt voor plat oesterbroed en dat was voor Zeeschelp een reden om organisaties die afzonderlijk al met platte oesters bezig waren, aan tafel te roepen. We liepen vorig jaar tegen dezelfde problemen aan toen we de platte oester begonnen te kweken, de larven zijn erg gevoelig en we weten niet goed waarom. We hebben het project AquaValley lopen, waarin kennisdeling en -ontwikkeling tussen kwekers centraal staat. Partijen die algen, levend voer, vis en schelpdieren kweken komen in werkgroepen bij elkaar en met een kop koffie worden allerlei ervaringen uitgewisseld. het duurt even voordat er een openheid ontstaat, maar na een tijdje vindt er structureel kennisdeling plaats waarbij elkaars problemen worden bekeken. Iedereen is daar erg positief over. Dat principe hebben we ook toegepast bij de platte oester.
Zeeschelp heeft een aantal partijen bij elkaar geroepen: Roem van Yerseke die al langer met platte oesters bezig zijn, NIOZ Texel, waar we afgelopen jaren een kweekproject hebben begeleid met platte oesters uit de Waddenzee, Bureau Waardenburg dat veel ervaring heeft met uitzet van broed en monitoring, WMR Yerseke (nadere introductie overbodig), Jan Groot die in grote vijvers wil kweken. Na een aantal bijeenkomsten op Kamperland, Yerseke en Texel kwam daar een gezamenlijk plan uit voort om op een voorspelbare wijze platte oesters te gaan kweken door alle krachten te bundelen. Hogeschool Zeeland schoof aan en het project De Rijke Noordzee van stichting de Noordzee zorgde voor een flink eerste budget voor een zogenaamde kweeklijn. WNF en Ark Natuurontwikkeling dragen nu ook bij. De looptijd van het project is 4 jaar en moet resulteren in een werkbare uitzet van plat oesterbroed op zee.
Als deze techniek voorhanden is, is deze uiteraard ook 1 op 1 toepasbaar op kweekpercelen en daarmee interessant voor de oestersector.
De kweek van platte oesters voor bevordering van de biodiversiteit op zee.
Natuurorganisaties zien op zee graag populaties van de platte oester ontstaan waar ze ooit ook voorkwamen. Windmolenparken bieden substraat in de vorm van steenstort aan de voet van elke windturbine, daarnaast zijn er wellicht mogelijkheden op de vlakke bodem.
Het verzamelen en verplaatsen uit de natuur gaat hem niet worden, de platte oester komt daarvoor te weinig voor. Daarom is er interesse in kweek. Alleen blijkt de platte oester onvoorspelbaar en wispelturig als het op voortplanten in een kwekerij aankomt. De natuurorganisaties voorzien een markt voor plat oesterbroed en dat was voor Zeeschelp een reden om organisaties die afzonderlijk al met platte oesters bezig waren, aan tafel te roepen. We liepen vorig jaar tegen dezelfde problemen aan toen we de platte oester begonnen te kweken, de larven zijn erg gevoelig en we weten niet goed waarom. We hebben het project AquaValley lopen, waarin kennisdeling en -ontwikkeling tussen kwekers centraal staat. Partijen die algen, levend voer, vis en schelpdieren kweken komen in werkgroepen bij elkaar en met een kop koffie worden allerlei ervaringen uitgewisseld. het duurt even voordat er een openheid ontstaat, maar na een tijdje vindt er structureel kennisdeling plaats waarbij elkaars problemen worden bekeken. Iedereen is daar erg positief over. Dat principe hebben we ook toegepast bij de platte oester.
Zeeschelp heeft een aantal partijen bij elkaar geroepen: Roem van Yerseke die al langer met platte oesters bezig zijn, NIOZ Texel, waar we afgelopen jaren een kweekproject hebben begeleid met platte oesters uit de Waddenzee, Bureau Waardenburg dat veel ervaring heeft met uitzet van broed en monitoring, WMR Yerseke (nadere introductie overbodig), Jan Groot die in grote vijvers wil kweken. Na een aantal bijeenkomsten op Kamperland, Yerseke en Texel kwam daar een gezamenlijk plan uit voort om op een voorspelbare wijze platte oesters te gaan kweken door alle krachten te bundelen. Hogeschool Zeeland schoof aan en het project De Rijke Noordzee van stichting de Noordzee zorgde voor een flink eerste budget voor een zogenaamde kweeklijn. WNF en Ark Natuurontwikkeling dragen nu ook bij. De looptijd van het project is 4 jaar en moet resulteren in een werkbare uitzet van plat oesterbroed op zee.
Als deze techniek voorhanden is, is deze uiteraard ook 1 op 1 toepasbaar op kweekpercelen en daarmee interessant voor de oestersector.
Anno 2023 wordt de balans bij alle projectdeelnemers van 'de kweeklijn' opgemaakt in een eindrapport voor De Rijke Noordzee.
Het is letterlijk een verhaal van vallen en opstaan, discussie en evaluatie, nieuwe plannen, aanpassen, trial en error, Murphy, doorgaan en ook wat geluk. De kweek van oesterlarven gaf de meeste hoofdbrekens en bleek de bottle-neck in het hele kweekproces. Het blijft een intensieve kweek, maar met combinatie van factoren en veel focus lukt het om de oesterlarven door de metamorfose heen tot broed te krijgen.
Door uitgebreide uitwisseling van kennis en ervaring is het mogelijk geworden om platte oesters stabiel en voorspelbaar voort te planten.
Deze mijlpaal werd in de nazomer van 2022 bereikt en in 2023 'gevierd' met de uitzet van vele miljoenen oesterbroedjes in de Voordelta en de Noordzee. Deze oesterbroedjes komen van platte oesters uit de Zeeuwse wateren, zijn Bonamia vrij gekweekt en waarschijnlijk ook tolerant voor deze parasiet, omdat de natuurlijke populatie in Zeeland langzaam aan het terugkomen is. Als deze parasiet de uitzet gebieden voor natuurherstel weet te bereiken is de uitgezette populatie platte oesters weerbaarder dan als de ouderdieren uit gebieden komen waar ze nog nooit in aanraking zijn geweest met deze ziekte.
In 2023 is het mogelijk geworden om op bestelling plat oesterbroed te leveren,
'spat on shell', 'spat on reef', spat on stone' of 'single spat'. Naar gelang de locatie en het te creeeren habitat kunnen we ze op allerlei substraat laten 'vallen'.
Voor de kweeksector verkennen we nu de mogelijkheid om ze op 'coupelles' (chinese hoedjes) te laten vallen, zodat ze snel vanuit de hatchery naar open water kunnen om verder uit te groeien tot oesterzaad. De kwekers weten er dan wel raad mee.
Het eindrapport zal eind 2023 beschikbaar zijn. Kijk ook eens op www.derijkenoordzee.nl/locaties/oesterkweeklijn
Via de subsidieregeling 'Zeeland in Stroomversnelling' kwam aanvullend budget beschikbaar
zodat het kweeklijn project meer slagkracht heft gekregen. We zijn de provincie Zeeland daarvoor
zeer erkentelijk, de extra bijdrage heeft zeker geholpen om het succesvolle eindresultaat te bereiken.
Vanaf 2019
De kweek van suikerwier
Omdat we doorlopend diverse vragen kregen van startende ondernemers hebben we de zeewierkweek in praktijk gebracht, uit ouderplanten uit de Oosterschelde zijn gametophyten gewonnen die in kweek zijn genomen. Na bevruchting ontstaan sporophyten die zich op substraat hechten en beginnen met bladgroei (zie ook de pagina 'Onderzoek, mariene aquacultruur') .
We wilden vooral weten of het uitgangsmateriaal geschikt was voor kweekdoeleinden. Suikerwier (Sacharina latissima) komt in Nederland sporadisch voor en bevindt zich op de grens van zijn verspreidingsgebied in dit deel van de Noordzee. 's Zomers wordt het vaak te warm voor deze koud-water soort. De uitgroei van het suikerwier was in beginsel wat wisselend, materiaal dat te klein was opgehangen kwam maar langzaam tot ontwikkeling. Plantjes die wat groter waren kwamen wel goed op. Er kwamen mooie planten van en voor Zeeschelp het bewijs dat het gekweekte materiaal van ouderplanten uit de Oosterschelde een goede basis is. In het voorjaar is er geoogst en het wier gedroogd.
Er is nog geen reguliere markt voor kleine hoeveelheden zeewieren, dus we zoeken nog naar afzet.
Er is een project in voorbereiding om de combinatie van zeewierkweek met mosselhangcultuur verder te bekijken. Hogeschool Zeeland heeft hangcultuurkwekers en zeewierkwekers bij elkaar gebracht die komende jaren gaan onderzoeken of deze combi werkbaar is. Voordeel is dat ruimtegebruik wordt gecombineerd en wellicht zijn er positieve interacties mogelijk tussen de mosselen en de zeewieren.
De kweek van suikerwier
Omdat we doorlopend diverse vragen kregen van startende ondernemers hebben we de zeewierkweek in praktijk gebracht, uit ouderplanten uit de Oosterschelde zijn gametophyten gewonnen die in kweek zijn genomen. Na bevruchting ontstaan sporophyten die zich op substraat hechten en beginnen met bladgroei (zie ook de pagina 'Onderzoek, mariene aquacultruur') .
We wilden vooral weten of het uitgangsmateriaal geschikt was voor kweekdoeleinden. Suikerwier (Sacharina latissima) komt in Nederland sporadisch voor en bevindt zich op de grens van zijn verspreidingsgebied in dit deel van de Noordzee. 's Zomers wordt het vaak te warm voor deze koud-water soort. De uitgroei van het suikerwier was in beginsel wat wisselend, materiaal dat te klein was opgehangen kwam maar langzaam tot ontwikkeling. Plantjes die wat groter waren kwamen wel goed op. Er kwamen mooie planten van en voor Zeeschelp het bewijs dat het gekweekte materiaal van ouderplanten uit de Oosterschelde een goede basis is. In het voorjaar is er geoogst en het wier gedroogd.
Er is nog geen reguliere markt voor kleine hoeveelheden zeewieren, dus we zoeken nog naar afzet.
Er is een project in voorbereiding om de combinatie van zeewierkweek met mosselhangcultuur verder te bekijken. Hogeschool Zeeland heeft hangcultuurkwekers en zeewierkwekers bij elkaar gebracht die komende jaren gaan onderzoeken of deze combi werkbaar is. Voordeel is dat ruimtegebruik wordt gecombineerd en wellicht zijn er positieve interacties mogelijk tussen de mosselen en de zeewieren.
Vanaf 2018
Zeewier verlicht suikerziekte?
Dat is de hypothese van een nieuw onderzoek vanuit Erasmus Medisch Centrum, nadat de studie naar effecten van plantsterolen in zeewier bij Alzheimer waren aangetoond. Een lid van het medisch team met diabetes signaleerde dat diens bloedsuikerspiegel stabieler was sinds hij zeewier was gaan eten. In Azië gebruikt men al heel lang zeewier voor medische toepassingen, maar in Europa nog nauwelijks, terwijl de biodiversiteit aan zeewieren in Zeeland zo hoog is. Naast een Aziatisch wier wordt in deze studie ook blaaswier uit de Oosterschelde gebruikt.
Blaaswier of Gewone Zee-eik (Fucus vesiculosus) is een bruinwier dat in de getijdenzone van de Oosterschelde algemeen is en er zijn aanwijzingen dat consumptie van dit wier de bloedsuikerspiegel stabiliseert.
Monique Mulder van EMC: "De bloedsuikerspiegel is voor wetenschappers super interessant, omdat het een heel betrouwbaar meetpunt is dat snel reageert op wat je eet en ook nog eens makkelijk te peilen is. Bovendien is er een relatie tussen diabetes en dementie. Zeewier schijnt bovendien je verzadigingsmechanisme te kunnen regulieren, waardoor je minder geneigd bent maar te blijven eten. In Nederland is nog nauwelijks onderzoek gedaan en al helemaal niet op mensen, terwijl de Oosterschelde vol zeewier ligt. Wij denken dat juist een complex van vijf tot zes stoffen het zeewier zo gezond maakt. Het gaat vaak om de synergie – de interactie tussen stoffen maakt ze krachtigere of zorgt ervoor dat je lichaam bepaalde stoffen beter opnemen. Er is één soort zeewier dat eruit springt en dat in Azië vaak medisch wordt toegepast. Die groeit alleen in tropische zeeën. Die zeewiersoort willen we onderzoeken en vergelijken met ons eigen zeewier uit de Oosterschelde. We willen kijken of dat Zeeuwse zeewier het net zo gezond is.”
Zeewier verlicht suikerziekte?
Dat is de hypothese van een nieuw onderzoek vanuit Erasmus Medisch Centrum, nadat de studie naar effecten van plantsterolen in zeewier bij Alzheimer waren aangetoond. Een lid van het medisch team met diabetes signaleerde dat diens bloedsuikerspiegel stabieler was sinds hij zeewier was gaan eten. In Azië gebruikt men al heel lang zeewier voor medische toepassingen, maar in Europa nog nauwelijks, terwijl de biodiversiteit aan zeewieren in Zeeland zo hoog is. Naast een Aziatisch wier wordt in deze studie ook blaaswier uit de Oosterschelde gebruikt.
Blaaswier of Gewone Zee-eik (Fucus vesiculosus) is een bruinwier dat in de getijdenzone van de Oosterschelde algemeen is en er zijn aanwijzingen dat consumptie van dit wier de bloedsuikerspiegel stabiliseert.
Monique Mulder van EMC: "De bloedsuikerspiegel is voor wetenschappers super interessant, omdat het een heel betrouwbaar meetpunt is dat snel reageert op wat je eet en ook nog eens makkelijk te peilen is. Bovendien is er een relatie tussen diabetes en dementie. Zeewier schijnt bovendien je verzadigingsmechanisme te kunnen regulieren, waardoor je minder geneigd bent maar te blijven eten. In Nederland is nog nauwelijks onderzoek gedaan en al helemaal niet op mensen, terwijl de Oosterschelde vol zeewier ligt. Wij denken dat juist een complex van vijf tot zes stoffen het zeewier zo gezond maakt. Het gaat vaak om de synergie – de interactie tussen stoffen maakt ze krachtigere of zorgt ervoor dat je lichaam bepaalde stoffen beter opnemen. Er is één soort zeewier dat eruit springt en dat in Azië vaak medisch wordt toegepast. Die groeit alleen in tropische zeeën. Die zeewiersoort willen we onderzoeken en vergelijken met ons eigen zeewier uit de Oosterschelde. We willen kijken of dat Zeeuwse zeewier het net zo gezond is.”
In juli is gezamenlijk blaaswier uit de Jacobahaven verzameld en gedroogd. De mensen van het EMC zijn met 150 liter gedroogd blaaswier naar huis om er iets smakelijks van te maken. Genoeg voor een degelijk pilot-experiment met diabetespatiënten. Een eerste uitdaging is om een goed recept of liever nog meerdere recepten te vinden. Blaaswier is 'wat minder toegankelijk' dan de meeste zeewieren die al gegeten worden. De proefpersonen moeten dagelijks een portie zeewier verorberen over een periode van weken, dus een lekkere variant is dan welkom. Voor EMC gaan we de malse delen verzamelen, voorbewerken en drogen, zodat er iets lekkers van komt. In samenwerking met enkele koks en zeewierdeskundigen gaat dat wel lukken.
Het project is een samenwerkingsverband tussen Erasmus MC, Ocean University of China, Trace Nature Medical Meals, Seaweed Harvest Holland en stichting Zeeschelp.
Het project is mogelijk gemaakt door een bijdrage vanuit Health Holland.
Het project is een samenwerkingsverband tussen Erasmus MC, Ocean University of China, Trace Nature Medical Meals, Seaweed Harvest Holland en stichting Zeeschelp.
Het project is mogelijk gemaakt door een bijdrage vanuit Health Holland.
Platte oester kweek op Texel
Recente vondsten van platte oester (Ostrea edulis) rondom Texel geven enthousiaste reacties van vissers en natuurbeschermers. Platte oesters zijn reeds decennia uit de Waddenzee verdwenen en de vondst van meerjarige exemplaren leidt tot plannen van een actieve herintroductie.
Het NIOZ op Texel wil met veld en laboratoriumonderzoek de randvoorwaarden voor een succesvolle terugkeer benoemen, om de juiste habitat omstandigheden in de Waddenzee en Noordzee te vinden.
Hiervoor is reproductie van de gevonden populatie nodig middels hatchery en nursery technieken. Voor dit deel van het onderzoek gaat het NIOZ met stichting Zeeschelp samenwerken, voor overdracht van kennis en kunde van kweeksystemen voor algen, broedstock, oesterlarven en oesterbroed. De kweek moet in water uit de Waddenzee gebeuren, dus op Texel.
Om in schelpdierjargon te blijven: schelpdiertransporten zijn enkel van noord naar zuid toegestaan (Waddenzee naar Oosterschelde), dus kennistransport moet dan van zuid naar noord (Oosterschelde naar Waddenzee).
In 2018 zijn meerdere batches oesterlarven opgekweekt tot broed, dat vervolgens verder wordt gekeekt in drijvende systemen in de NIOZ-haven. Het oesterbroed bleek vrij van de parasiet Bonamia, zodat het vermoeden bestaat dat de ouderdieren en daardoor ook de westelijke Waddenzee nog Bonamia-vrij is.
Onderstaande foto's komen vooralsnog uit Zeeland, en hopelijk binnenkort van Texel, binnenkamers zijn ze er daar als broed al wel.
Recente vondsten van platte oester (Ostrea edulis) rondom Texel geven enthousiaste reacties van vissers en natuurbeschermers. Platte oesters zijn reeds decennia uit de Waddenzee verdwenen en de vondst van meerjarige exemplaren leidt tot plannen van een actieve herintroductie.
Het NIOZ op Texel wil met veld en laboratoriumonderzoek de randvoorwaarden voor een succesvolle terugkeer benoemen, om de juiste habitat omstandigheden in de Waddenzee en Noordzee te vinden.
Hiervoor is reproductie van de gevonden populatie nodig middels hatchery en nursery technieken. Voor dit deel van het onderzoek gaat het NIOZ met stichting Zeeschelp samenwerken, voor overdracht van kennis en kunde van kweeksystemen voor algen, broedstock, oesterlarven en oesterbroed. De kweek moet in water uit de Waddenzee gebeuren, dus op Texel.
Om in schelpdierjargon te blijven: schelpdiertransporten zijn enkel van noord naar zuid toegestaan (Waddenzee naar Oosterschelde), dus kennistransport moet dan van zuid naar noord (Oosterschelde naar Waddenzee).
In 2018 zijn meerdere batches oesterlarven opgekweekt tot broed, dat vervolgens verder wordt gekeekt in drijvende systemen in de NIOZ-haven. Het oesterbroed bleek vrij van de parasiet Bonamia, zodat het vermoeden bestaat dat de ouderdieren en daardoor ook de westelijke Waddenzee nog Bonamia-vrij is.
Onderstaande foto's komen vooralsnog uit Zeeland, en hopelijk binnenkort van Texel, binnenkamers zijn ze er daar als broed al wel.
Vanaf 2017
Zeewierhatchery van Seaweed Harvest Holland
Seaweed Harvest Holland heeft in de Schelphoek een kweekgebied voor zeewieren. Op Jacobahaven maken zij gebruik van de faciliteiten en onze expertise in kweekopstellingen om de voortplanting van vooral suikerwier en zeesla onder de knie te krijgen.
De voortplanting van zeewieren kent voor elke soort een eigen proces, waarvan op labschaal redelijk bekend is hoe deze loopt, maar voor toepassing op praktijkschaal nog ontwikkeling nodig is.
Bij suikerwier ontwikkelt de volwassen plant, ook wel sporophyte genoemd, op een gegeven moment sporen voor de voortplanting. De sporen zijn te herkennen aan donkere banen in het zeewier, dit worden sori genoemd. De sporen komen vervolgens vrij als zoösporen, deze zwemmen middels flagellen in de waterkolom. De sporen settelen zich op een substraat waarna zowel vrouwelijke als mannelijke gameten ontstaan. Deze fase heeft de gametophyte fase. De gametophyte is een tussenstap in het voortplantingsproces van het bruinwier. De vrouwelijke en mannelijke gametophyten nemen in een korte periode toe in biomassa waarna ze sperma- en eicellen vormen. Na de bevruchting van de eicellen ontstaat een nieuwe sporophyte. In één jaar ontwikkelt de sporophyte zich tot een volwassen plant van een meter of groter. Afhankelijk van de plek van voorkomen kan een volwassen Saccharina plant één tot drie jaar oud worden. Ook de periode van voortplanten hangt weer samen met de plek van voorkomen. Saccharina kan minder goed gedijen in gebieden waar het zeewater warmer wordt dan 18°C. Hierdoor is het bruinwier in Nederland minder algemeen.
Een zeeslaplantje kan zowel sporophyt zijn als gametophyt. Beide planten zien er op het zicht hetzelfde uit, ook onder de microscoop. Een sporophyt ontwikkelt mannelijke en vrouwelijke sporen. De sporen hebben vier flagellen waarmee ze zich kunnen verspreiden en settelen. De gesettelde sporen ontwikkelen zich tot een vrouwelijke of een mannelijke gametophyte. Deze zijn met het blote oog niet te onderscheiden van een sporophyte. De vrouwelijke en mannelijke gametophyten planten zich voort middels gameten. Deze lijken op sporen, maar hebben in plaats van vier flagellen, twee flagellen. De gameten kunnen middels parthenogenese settelen en afhankelijk van het geslacht opnieuw een vrouwelijke of mannelijke gametophyte vormen. Een vrouwelijke en mannelijke gameet kunnen echter ook fuseren, waaruit weer een sporophyte kan ontwikkelen. Ondanks dat zeesla zo algemeen is en ‘gemakkelijk’ lijkt te kweken is het moment van loslaten van de sporen afhankelijk van een behoorlijk complex proces waarbij vele combinaties van voortplanting mogelijk zijn.
Seaweed Harvest Holland heeft inmiddels de eerste voortplantingsrituelen in praktijk gebracht met de eerste uitgroeiresultaten.
Zeewierhatchery van Seaweed Harvest Holland
Seaweed Harvest Holland heeft in de Schelphoek een kweekgebied voor zeewieren. Op Jacobahaven maken zij gebruik van de faciliteiten en onze expertise in kweekopstellingen om de voortplanting van vooral suikerwier en zeesla onder de knie te krijgen.
De voortplanting van zeewieren kent voor elke soort een eigen proces, waarvan op labschaal redelijk bekend is hoe deze loopt, maar voor toepassing op praktijkschaal nog ontwikkeling nodig is.
Bij suikerwier ontwikkelt de volwassen plant, ook wel sporophyte genoemd, op een gegeven moment sporen voor de voortplanting. De sporen zijn te herkennen aan donkere banen in het zeewier, dit worden sori genoemd. De sporen komen vervolgens vrij als zoösporen, deze zwemmen middels flagellen in de waterkolom. De sporen settelen zich op een substraat waarna zowel vrouwelijke als mannelijke gameten ontstaan. Deze fase heeft de gametophyte fase. De gametophyte is een tussenstap in het voortplantingsproces van het bruinwier. De vrouwelijke en mannelijke gametophyten nemen in een korte periode toe in biomassa waarna ze sperma- en eicellen vormen. Na de bevruchting van de eicellen ontstaat een nieuwe sporophyte. In één jaar ontwikkelt de sporophyte zich tot een volwassen plant van een meter of groter. Afhankelijk van de plek van voorkomen kan een volwassen Saccharina plant één tot drie jaar oud worden. Ook de periode van voortplanten hangt weer samen met de plek van voorkomen. Saccharina kan minder goed gedijen in gebieden waar het zeewater warmer wordt dan 18°C. Hierdoor is het bruinwier in Nederland minder algemeen.
Een zeeslaplantje kan zowel sporophyt zijn als gametophyt. Beide planten zien er op het zicht hetzelfde uit, ook onder de microscoop. Een sporophyt ontwikkelt mannelijke en vrouwelijke sporen. De sporen hebben vier flagellen waarmee ze zich kunnen verspreiden en settelen. De gesettelde sporen ontwikkelen zich tot een vrouwelijke of een mannelijke gametophyte. Deze zijn met het blote oog niet te onderscheiden van een sporophyte. De vrouwelijke en mannelijke gametophyten planten zich voort middels gameten. Deze lijken op sporen, maar hebben in plaats van vier flagellen, twee flagellen. De gameten kunnen middels parthenogenese settelen en afhankelijk van het geslacht opnieuw een vrouwelijke of mannelijke gametophyte vormen. Een vrouwelijke en mannelijke gameet kunnen echter ook fuseren, waaruit weer een sporophyte kan ontwikkelen. Ondanks dat zeesla zo algemeen is en ‘gemakkelijk’ lijkt te kweken is het moment van loslaten van de sporen afhankelijk van een behoorlijk complex proces waarbij vele combinaties van voortplanting mogelijk zijn.
Seaweed Harvest Holland heeft inmiddels de eerste voortplantingsrituelen in praktijk gebracht met de eerste uitgroeiresultaten.
Aqua Valley: Kennisdeling en innovatie in de aquacultuur
Een succesvolle aquacultuur onderneming vraag om een specifieke kenniscombinatie van technologie, biologie/ecologie en marktontwikkeling. In Zeeland zijn een aantal voorlopers gevestigd welke al een aantal jaar bezig zijn met de ontwikkeling van een succesvol aquacultuur sector. Om te komen tot een verdere stabilisatie van de aquacultuur sector is het echter noodzakelijk dat er grotere en snellere stappen in techniek, houderij en commercialisering gemaakt worden.
Uitvoering
Vanaf maart 2017 zal het project Aqua Valley worden uitgevoerd door Stichting Zeeschelp, Seafarm BV, Kingfish Zeeland BV, Aqua Marine BV, Stichting Green Shrimp Farming Foundation in samenwerking met HZ University of Applied Sciences en Wageningen University & Research.
Doelstelling
De doelstelling van dit project is: Het structureren van kennisdeling en samenwerking om het technische risico van elke onderneming uit het cluster te verlagen én om de ontwikkeling en implementatie van kennis en technieken met een gezamenlijk belang te bevorderen. En het inspireren van andere bedrijven om deel te nemen aan het Aqua Valley cluster.
Projectresultaten
Binnen het project wordt ingezet op het delen van kennis en het ontwikkelen van technieken met een gemeenschappelijk belang. De behaalde projectresultaten worden aan het einde van het project (voorjaar 2021) gepubliceerd op de website die voor het Aqua Valley cluster wordt opgezet.
Beschikbaarheid projectresultaten
De resultaten van het project zullen kosteloos beschikbaar zijn voor alle ondernemingen die actief zijn in de aquacultuur sector.
Steun vanuit OPZuid en Provincie Zeeland
Voor de uitvoering van het project is een subsidie aanvraag ingediend bij het OPZuid programma en bij de Provincie Zeeland. Wanneer dit wordt gehonoreerd, ontvangt het project cofinanciering vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van OPZuid, Het Rijk en van de Provincie Zeeland.
In Aqua Valley richten we ons vooral op de algen- en zeewierkweek, en hatcherytechnieken voor zeewieren, schelpdieren en platvis.
Bij de algenkweek richten we ons steeds verder op optimalisatie van ons algenkweeksysteem in de kas, om de omstandigheden voor de algen en de productiviteit to gunstig mogelijk te maken zonder de kostenkant uit het oog te verliezen.
Bij de zeewierkweek worden groen- en bruinwieren met hatchery technieken vermeerderd en in kweek genomen.
Bij de schelpdieren ligt de focus op de hatchery techniek van venusschelpen.
Bij de kweek van tong is de samenstelling van het voer voor uitgroei tot consumptieformaat speerpunt.
In de afgelopen jaren hebben wij ons best gedaan om de kweek van Noordzeetong te verbeteren. In samenwerking met diverse partners hebben we diverse projecten uitgevoerd met de voortplanting en opkweek van tong. De resultaten van deze projecten hebben we gebundeld en we zijn net zo lang doorgegaan totdat we Noordzeetong op consumptieformaat kunnen aanbieden.
De gemiddelde groeilijn van Noordzeetong die we bereikt hebben onder kweekomstandigheden staat hieronder.
Een succesvolle aquacultuur onderneming vraag om een specifieke kenniscombinatie van technologie, biologie/ecologie en marktontwikkeling. In Zeeland zijn een aantal voorlopers gevestigd welke al een aantal jaar bezig zijn met de ontwikkeling van een succesvol aquacultuur sector. Om te komen tot een verdere stabilisatie van de aquacultuur sector is het echter noodzakelijk dat er grotere en snellere stappen in techniek, houderij en commercialisering gemaakt worden.
Uitvoering
Vanaf maart 2017 zal het project Aqua Valley worden uitgevoerd door Stichting Zeeschelp, Seafarm BV, Kingfish Zeeland BV, Aqua Marine BV, Stichting Green Shrimp Farming Foundation in samenwerking met HZ University of Applied Sciences en Wageningen University & Research.
Doelstelling
De doelstelling van dit project is: Het structureren van kennisdeling en samenwerking om het technische risico van elke onderneming uit het cluster te verlagen én om de ontwikkeling en implementatie van kennis en technieken met een gezamenlijk belang te bevorderen. En het inspireren van andere bedrijven om deel te nemen aan het Aqua Valley cluster.
Projectresultaten
Binnen het project wordt ingezet op het delen van kennis en het ontwikkelen van technieken met een gemeenschappelijk belang. De behaalde projectresultaten worden aan het einde van het project (voorjaar 2021) gepubliceerd op de website die voor het Aqua Valley cluster wordt opgezet.
Beschikbaarheid projectresultaten
De resultaten van het project zullen kosteloos beschikbaar zijn voor alle ondernemingen die actief zijn in de aquacultuur sector.
Steun vanuit OPZuid en Provincie Zeeland
Voor de uitvoering van het project is een subsidie aanvraag ingediend bij het OPZuid programma en bij de Provincie Zeeland. Wanneer dit wordt gehonoreerd, ontvangt het project cofinanciering vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van OPZuid, Het Rijk en van de Provincie Zeeland.
In Aqua Valley richten we ons vooral op de algen- en zeewierkweek, en hatcherytechnieken voor zeewieren, schelpdieren en platvis.
Bij de algenkweek richten we ons steeds verder op optimalisatie van ons algenkweeksysteem in de kas, om de omstandigheden voor de algen en de productiviteit to gunstig mogelijk te maken zonder de kostenkant uit het oog te verliezen.
Bij de zeewierkweek worden groen- en bruinwieren met hatchery technieken vermeerderd en in kweek genomen.
Bij de schelpdieren ligt de focus op de hatchery techniek van venusschelpen.
Bij de kweek van tong is de samenstelling van het voer voor uitgroei tot consumptieformaat speerpunt.
In de afgelopen jaren hebben wij ons best gedaan om de kweek van Noordzeetong te verbeteren. In samenwerking met diverse partners hebben we diverse projecten uitgevoerd met de voortplanting en opkweek van tong. De resultaten van deze projecten hebben we gebundeld en we zijn net zo lang doorgegaan totdat we Noordzeetong op consumptieformaat kunnen aanbieden.
De gemiddelde groeilijn van Noordzeetong die we bereikt hebben onder kweekomstandigheden staat hieronder.
Deze tong is geboren in april 2016 en volledig opgegroeid op ons proefstation aan de Jacobahaven. Deze vis heeft zagerlarven als eerste voer gekregen, wat resulteert in een pootvisje van uitzonderlijk goede kwaliteit. In onze voedingsexperimenten van juni 2016 tot en met december 2017 is geen enkele vis doodgegaan, wat bijzonder is. In anderhalf jaar tijd hebben we de tong kunnen opkweken tot gemiddeld zo’n 250 gram, waarvan de grootste ruim 400 gram zijn geworden. Door de combinatie van een goede opvoeding (zagerlarven, doorstroom van zeewater, huisvesting op zand, veel aandacht) en geschikt voer (waarin nieuwe recepten zijn uitgeprobeerd en reststromen van schelpdieren, garnalen en zagers zijn verwerkt) hebben we een mooie kwaliteit tong kunnen kweken. Van deze tong hebben we aan allerlei partijen proefpakketten uitgedeeld en gevraagd om reacties. Deze zijn ronduit lovend, prima vis, prima smaak, prima textuur van vlees.
Voor verbetering vatbaar is de periode van het startervoer, als de vis van levend voer omschakelt naar kunstmatig voer (moist of droog) en door moet groeien naar 20-40 gram. Als de groei van pootvis in dezelfde lijn ligt als de uitgroei tot consumptieformaat, is een tijdwinst van 3 maanden mogelijk, of het eindgewicht van de tong wordt ruim 300 gram in plaats van ruim 250 gram.
Voor verbetering vatbaar is de periode van het startervoer, als de vis van levend voer omschakelt naar kunstmatig voer (moist of droog) en door moet groeien naar 20-40 gram. Als de groei van pootvis in dezelfde lijn ligt als de uitgroei tot consumptieformaat, is een tijdwinst van 3 maanden mogelijk, of het eindgewicht van de tong wordt ruim 300 gram in plaats van ruim 250 gram.
Vanaf 2016
Robuuste Algenkweek i.s.m. RAAQUA project HZ University of Applied Sciences
In onze aquacultuurprojecten zijn algen een terugkerend ritueel. Hoewel we prima voorzieningen hebben, vertoont de algenkweek geregeld wat schommelingen, die meestal veel stabieler worden als we er beter naar kijken. Reden genoeg om in een RAAK-project samen te werken waarin kennisdeling tussen bedrijfsleven-onderzoeksinstellingen-onderwijs centraal staat. Ieder partij monitort zijn algensysteem en de productiegetallen worden in een model gestopt en met elkaar vergeleken. Niet om uit te zoeken wie nu het ‘het beste presteert of het meest produceert’ maar om de kengetallen op een rij te krijgen en elk systeem zo optimaal mogelijk te laten werken.
Zo doken we, naast de standaard productiemetingen, ook in de meststoffenhuishouding, de pH aansturing, de kwaliteit van de beluchting. Er kwamen allerlei kleine factoren boven water, die opgelost en aangepast konden worden. We volgden de meststoffen vanuit de buffertank naar het systeem tot in de zakken en kwamen er achter dat er hier en daar nog neerslag was, neerslag opgelost en de dichtheid van de algen weer wat omhoog. Vele kleintjes maken een grote. We schakelden over naar een lekvrije titanium(!)tank voor het pasteuriseren van het zeewater. Sindsdien geen lekkages meer, de warmtewisselaar presteert een stuk beter en de kwaliteit van het pasteurisatieproces is verbeterd. Het kost wat, maar gaat een leven lang mee. We zoeken naar een automatische aansturing van pH, wat met het SeaCaps systeem nog niet zo makkelijk is, mede omdat we daglicht gebruiken en de zakken een relatief trage doorloopsnelheid hebben, dat een specifiek pH patroon oplevert. Aan het eind van het project moet ook dit geautomatiseerd zijn, in samenwerking met Sietec Industrial Automation die deze uitdaging wel wil aangaan.
Voor de laatste punten op de ‘i’ volgden medewerkers specifieke algenkweekcursussen in het buitenland en kwamen terug met aandachtspunten die we zelf nog niet hadden gevonden.
Het resultaat is dat het SeaCaps systeem optimaal functioneert en dat het geheel vrijwel uitsluitend lichtafhankelijk is geworden, dat wil zeggen dat de hoeveelheid zonlicht de productie bepaald. Voor ons is en blijft het een prima systeem dat erg flexibel is en voor allerlei toepassingen kan worden gebruikt.
Op verzoek leveren wij onderdelen of het SeaCaps systeem als geheel, op maat gemaakt. Of de algen die we er zelf in kweken...
Robuuste Algenkweek i.s.m. RAAQUA project HZ University of Applied Sciences
In onze aquacultuurprojecten zijn algen een terugkerend ritueel. Hoewel we prima voorzieningen hebben, vertoont de algenkweek geregeld wat schommelingen, die meestal veel stabieler worden als we er beter naar kijken. Reden genoeg om in een RAAK-project samen te werken waarin kennisdeling tussen bedrijfsleven-onderzoeksinstellingen-onderwijs centraal staat. Ieder partij monitort zijn algensysteem en de productiegetallen worden in een model gestopt en met elkaar vergeleken. Niet om uit te zoeken wie nu het ‘het beste presteert of het meest produceert’ maar om de kengetallen op een rij te krijgen en elk systeem zo optimaal mogelijk te laten werken.
Zo doken we, naast de standaard productiemetingen, ook in de meststoffenhuishouding, de pH aansturing, de kwaliteit van de beluchting. Er kwamen allerlei kleine factoren boven water, die opgelost en aangepast konden worden. We volgden de meststoffen vanuit de buffertank naar het systeem tot in de zakken en kwamen er achter dat er hier en daar nog neerslag was, neerslag opgelost en de dichtheid van de algen weer wat omhoog. Vele kleintjes maken een grote. We schakelden over naar een lekvrije titanium(!)tank voor het pasteuriseren van het zeewater. Sindsdien geen lekkages meer, de warmtewisselaar presteert een stuk beter en de kwaliteit van het pasteurisatieproces is verbeterd. Het kost wat, maar gaat een leven lang mee. We zoeken naar een automatische aansturing van pH, wat met het SeaCaps systeem nog niet zo makkelijk is, mede omdat we daglicht gebruiken en de zakken een relatief trage doorloopsnelheid hebben, dat een specifiek pH patroon oplevert. Aan het eind van het project moet ook dit geautomatiseerd zijn, in samenwerking met Sietec Industrial Automation die deze uitdaging wel wil aangaan.
Voor de laatste punten op de ‘i’ volgden medewerkers specifieke algenkweekcursussen in het buitenland en kwamen terug met aandachtspunten die we zelf nog niet hadden gevonden.
Het resultaat is dat het SeaCaps systeem optimaal functioneert en dat het geheel vrijwel uitsluitend lichtafhankelijk is geworden, dat wil zeggen dat de hoeveelheid zonlicht de productie bepaald. Voor ons is en blijft het een prima systeem dat erg flexibel is en voor allerlei toepassingen kan worden gebruikt.
Op verzoek leveren wij onderdelen of het SeaCaps systeem als geheel, op maat gemaakt. Of de algen die we er zelf in kweken...
De Zeeuwse wieren als medicijn?
Zeewieren komen steeds meer in de belangstelling. Zeewieren worden al lang gebruikt als voedingssupplement en ze verschijnen steeds vaker op de menukaart als onderdeel van zilte gerechten. Er wordt van oudsher ook een medicinale werking aan gegeven, tenminste bij een aantal zeewieren. Naast het verzamelen in het wild komt ook de kweek steeds vaker ter sprake en enkele bedrijven zijn er inmiddels mee begonnen.
In Europa staat zeewierkweek nog in de kinderschoenen, zeker het vermeerderen. We krijgen steeds meer vragen of we ‘ook even zeewieren kunnen kweken’. Nu is dat even iets anders dan algen en schelpdieren, maar de faciliteit die ervoor nodig is lijkt er op. Dus ja…het begin is er.
De aanleiding van dit project was een bezoek van Erasmus Medisch Centrum uit Rotterdam dat al onderzoek deed met het gebruik van Aziatisch wier bij de ziekte van Alzheimer. Men heeft ontdekt dat plantsterolen een verbetering van de vethuishouding in de hersenen geeft en dat het geheugen hierdoor wordt gestimuleerd. Gewoon door het zeewier te eten.
Een probleem op dit moment met dit specifieke zeewier dat afkomstig is uit Azië is het hoge arsenicum gehalte, met mogelijk risico’s voor de humane gezondheid. Mogelijk is dit gehalte lager wanneer het zeewier gekweekt wordt in Zeeuws water. Zowel van in het wild geoogst als van gekweekt zeewier uit de Zeeuwse delta is bekend dat de gehalten van metaal, en ook arsenicum, onder de norm voor humane consumptie liggen. Deze liggen dus een stuk lager dan in wieren vanuit Azië. Als een van deze zeewieren de betreffende activerende stof bevat, dan biedt dit aanknopingspunten voor het gebruik in voeding om de ontwikkeling van Alzheimer tegen te gaan.
Om deze mogelijkheid te onderzoeken, wordt uitgezocht of er zeewieren in Nederland voorkomen die mogelijk de cholesterol-verwante component bevatten. In Nederland komt bijvoorbeeld Japans bessenwier (Sargassum muticum) massaal voor, mogelijk bevat dit verwante wier de activerende stof. We onderzoeken of deze stof ook daadwerkelijk aanwezig is in de lokaal voorkomende wieren en of drogen van zeewier wellicht tot verhoging van de concentratie leidt.
Als er een zeewier naar voren komt dat hier van nature voorkomt, kan deze of verzameld worden als het algemeen voorkomt, of gekweekt als het een soort betreft die minder algemeen of zeldzaam is. Ook als er grotere hoeveelheden nodig zijn is kweek een goede optie, wat weer aansluit op de vraag van ondernemers die zeewier willen kweken. Dus naast veldonderzoek wordt op het proefstation ook de basis gelegd voor een pilot ‘broedhuis’ voor zeewieren.
Het project is een samenwerking tussen stichting Zeeschelp, Erasmus Medisch Centrum, Universiteit Bonn, Universiteit Hasselt en Wageningen Marine Research. Omdat het project ook een Zeeuws belang heeft is een bijdrage verkregen van het Rijk en de provincie Zeeland in het kader van MIT Zuid.
De Zeeuwse wieren als medicijn?
Zeewieren komen steeds meer in de belangstelling. Zeewieren worden al lang gebruikt als voedingssupplement en ze verschijnen steeds vaker op de menukaart als onderdeel van zilte gerechten. Er wordt van oudsher ook een medicinale werking aan gegeven, tenminste bij een aantal zeewieren. Naast het verzamelen in het wild komt ook de kweek steeds vaker ter sprake en enkele bedrijven zijn er inmiddels mee begonnen.
In Europa staat zeewierkweek nog in de kinderschoenen, zeker het vermeerderen. We krijgen steeds meer vragen of we ‘ook even zeewieren kunnen kweken’. Nu is dat even iets anders dan algen en schelpdieren, maar de faciliteit die ervoor nodig is lijkt er op. Dus ja…het begin is er.
De aanleiding van dit project was een bezoek van Erasmus Medisch Centrum uit Rotterdam dat al onderzoek deed met het gebruik van Aziatisch wier bij de ziekte van Alzheimer. Men heeft ontdekt dat plantsterolen een verbetering van de vethuishouding in de hersenen geeft en dat het geheugen hierdoor wordt gestimuleerd. Gewoon door het zeewier te eten.
Een probleem op dit moment met dit specifieke zeewier dat afkomstig is uit Azië is het hoge arsenicum gehalte, met mogelijk risico’s voor de humane gezondheid. Mogelijk is dit gehalte lager wanneer het zeewier gekweekt wordt in Zeeuws water. Zowel van in het wild geoogst als van gekweekt zeewier uit de Zeeuwse delta is bekend dat de gehalten van metaal, en ook arsenicum, onder de norm voor humane consumptie liggen. Deze liggen dus een stuk lager dan in wieren vanuit Azië. Als een van deze zeewieren de betreffende activerende stof bevat, dan biedt dit aanknopingspunten voor het gebruik in voeding om de ontwikkeling van Alzheimer tegen te gaan.
Om deze mogelijkheid te onderzoeken, wordt uitgezocht of er zeewieren in Nederland voorkomen die mogelijk de cholesterol-verwante component bevatten. In Nederland komt bijvoorbeeld Japans bessenwier (Sargassum muticum) massaal voor, mogelijk bevat dit verwante wier de activerende stof. We onderzoeken of deze stof ook daadwerkelijk aanwezig is in de lokaal voorkomende wieren en of drogen van zeewier wellicht tot verhoging van de concentratie leidt.
Als er een zeewier naar voren komt dat hier van nature voorkomt, kan deze of verzameld worden als het algemeen voorkomt, of gekweekt als het een soort betreft die minder algemeen of zeldzaam is. Ook als er grotere hoeveelheden nodig zijn is kweek een goede optie, wat weer aansluit op de vraag van ondernemers die zeewier willen kweken. Dus naast veldonderzoek wordt op het proefstation ook de basis gelegd voor een pilot ‘broedhuis’ voor zeewieren.
Het project is een samenwerking tussen stichting Zeeschelp, Erasmus Medisch Centrum, Universiteit Bonn, Universiteit Hasselt en Wageningen Marine Research. Omdat het project ook een Zeeuws belang heeft is een bijdrage verkregen van het Rijk en de provincie Zeeland in het kader van MIT Zuid.
De kweek van Venusschelpen in het Veerse Meer
Naast kokkels en tapijtschelpen blijken ook venusschelpen zich thuis te voelen op de proefpercelen in het Veerse Meer. Het is tevens een soort voor het hogere prijssegment, dus afzet geen probleem. Langst de oostkust van Amerika is het een algemeen gekweekte soort en ook in Nederland mag de venusschelp gekweekt worden. Na een algenkweekcursus is een studiereis gemaakt langs diverse hatcheries aldaar, wat leuke contacten en leuke inzichten opleverde. Het Veerse Meer past heel goed in het ecologisch profiel van de venusschelp, die een voorkeur heeft voor een iets verlaagd zoutgehalte en ’s winters goed tegen koude kan. De soort gedijt goed bij temperaturen boven 20 graden, en dat is in het Veerse Meer vrij snel het geval.
Op het proefstation aan de Jacobahaven worden wederom ruimten ingericht als broedhuis voor schelpdieren. Naast de bestaande eigen inzichten uit de ervaringen met mosselen, kokkels en tapijtschelpen wordt met de laatst opgedane inzichten de indeling van het broedhuis zo efficient mogelijk opgezet, met het goede van beide werelddelen.
Venusschelpen komen in dezelfde bodem voor als kokkels en tapijtschelpen, en kunnen dus met dezelfde kweek- en oogsttechnieken grootgebracht worden die reeds operationeel zijn.
Venusschelpen worden vaak in een ‘chowder’ gebruikt, een soep van venusschelp, aardappel, ui, melk en spek. Verassend lekker en voedzaam. Daarnaast zijn ze ook prima rauw en gestoomd te eten. Kortom, een nieuwkomer in het assortiment van Zeeuwse schelpdieren.
Naast kokkels en tapijtschelpen blijken ook venusschelpen zich thuis te voelen op de proefpercelen in het Veerse Meer. Het is tevens een soort voor het hogere prijssegment, dus afzet geen probleem. Langst de oostkust van Amerika is het een algemeen gekweekte soort en ook in Nederland mag de venusschelp gekweekt worden. Na een algenkweekcursus is een studiereis gemaakt langs diverse hatcheries aldaar, wat leuke contacten en leuke inzichten opleverde. Het Veerse Meer past heel goed in het ecologisch profiel van de venusschelp, die een voorkeur heeft voor een iets verlaagd zoutgehalte en ’s winters goed tegen koude kan. De soort gedijt goed bij temperaturen boven 20 graden, en dat is in het Veerse Meer vrij snel het geval.
Op het proefstation aan de Jacobahaven worden wederom ruimten ingericht als broedhuis voor schelpdieren. Naast de bestaande eigen inzichten uit de ervaringen met mosselen, kokkels en tapijtschelpen wordt met de laatst opgedane inzichten de indeling van het broedhuis zo efficient mogelijk opgezet, met het goede van beide werelddelen.
Venusschelpen komen in dezelfde bodem voor als kokkels en tapijtschelpen, en kunnen dus met dezelfde kweek- en oogsttechnieken grootgebracht worden die reeds operationeel zijn.
Venusschelpen worden vaak in een ‘chowder’ gebruikt, een soep van venusschelp, aardappel, ui, melk en spek. Verassend lekker en voedzaam. Daarnaast zijn ze ook prima rauw en gestoomd te eten. Kortom, een nieuwkomer in het assortiment van Zeeuwse schelpdieren.
Tong, Ja Natuurlijk.
In de afgelopen jaren is gewerkt aan de voortplanting en opkweek van tong, in samenwerking met viskwekers en medewerkers van het project Zeeuwse Tong. De broedhuistechniek is beschikbaar en er ligt een blauwdruk voor een broedhuis voor tong. Met zagerlarven als levend voer wordt een prima kwaliteit pootvis verkregen tegen een acceptabele kostprijs. De uitgroei tot consumptie formaat bleek met de gangbare voeders te traag voor een economisch interessante toepassing.
Zeeschelp werkt binnen dit project aan de verdere ontwikkeling van de toepassing van zagerlarven als een levend voer voor vislarven, waarbij cryopreservatie wordt verkend om het levend voer ook gedurende het jaar beschikbaar te hebben. Ook wordt gekeken of de man-vrouw verhouding op natuurlijke wijze is te sturen, omdat vrouwtjesvis sneller groeit dan mannetjesvis. Er zijn circa 15 duizend pootvisjes gekweekt voor de voerproef op praktijkschaal bij Fry-Marine. Een deel van de pootvis blijft in het proefstation voor verdere groeiexperimenten, met voer volgens ‘Zeeuwse Tong’recept en met alternatieve visvoeders van Topsy Baits en Tema-partners. Dit levert een goede onderlinge vergelijking op en kan ook als tussenvoeder dienen tussen de levend voer fase en het uitgroeivoer a la Zeeuwse Tong of als alternatief hiervoor.
Binnen dit project wil Fry-Marine in samenwerking met Murre Techniek, Stichting Zeeschelp en Imares de resultaten uit de voorgaande projecten en het project Zeeuwse Tong gebruiken voor de ontwikkeling van een duurzaam kweeksysteem op productieschaal voor tong. Binnen het project Zeeuwse Tong is een voer samengesteld dat de uitgroeisnelheid van de tong op basis van levende zagers moet gaan benaderen. Binnen het project Tong, Ja natuurlijk wordt dit voer op praktijkschaal gebruikt. Als dit type voer voldoet is de kweekcyclus rond en is een tongkwekerij economisch interessant geworden. Het project moet een blauwdruk voor een tongkwekerij opleveren, en liefst een kweker die hier mee aan de slag wil.
In de afgelopen jaren is gewerkt aan de voortplanting en opkweek van tong, in samenwerking met viskwekers en medewerkers van het project Zeeuwse Tong. De broedhuistechniek is beschikbaar en er ligt een blauwdruk voor een broedhuis voor tong. Met zagerlarven als levend voer wordt een prima kwaliteit pootvis verkregen tegen een acceptabele kostprijs. De uitgroei tot consumptie formaat bleek met de gangbare voeders te traag voor een economisch interessante toepassing.
Zeeschelp werkt binnen dit project aan de verdere ontwikkeling van de toepassing van zagerlarven als een levend voer voor vislarven, waarbij cryopreservatie wordt verkend om het levend voer ook gedurende het jaar beschikbaar te hebben. Ook wordt gekeken of de man-vrouw verhouding op natuurlijke wijze is te sturen, omdat vrouwtjesvis sneller groeit dan mannetjesvis. Er zijn circa 15 duizend pootvisjes gekweekt voor de voerproef op praktijkschaal bij Fry-Marine. Een deel van de pootvis blijft in het proefstation voor verdere groeiexperimenten, met voer volgens ‘Zeeuwse Tong’recept en met alternatieve visvoeders van Topsy Baits en Tema-partners. Dit levert een goede onderlinge vergelijking op en kan ook als tussenvoeder dienen tussen de levend voer fase en het uitgroeivoer a la Zeeuwse Tong of als alternatief hiervoor.
Binnen dit project wil Fry-Marine in samenwerking met Murre Techniek, Stichting Zeeschelp en Imares de resultaten uit de voorgaande projecten en het project Zeeuwse Tong gebruiken voor de ontwikkeling van een duurzaam kweeksysteem op productieschaal voor tong. Binnen het project Zeeuwse Tong is een voer samengesteld dat de uitgroeisnelheid van de tong op basis van levende zagers moet gaan benaderen. Binnen het project Tong, Ja natuurlijk wordt dit voer op praktijkschaal gebruikt. Als dit type voer voldoet is de kweekcyclus rond en is een tongkwekerij economisch interessant geworden. Het project moet een blauwdruk voor een tongkwekerij opleveren, en liefst een kweker die hier mee aan de slag wil.
Uit deze twee werkpakketten van het project zijn de volgende conclusies getrokken:
-Het verkrijgen van een uitstekende kwaliteit pootvis is geen probleem met zagerlarven als levend voer.
-De uitgroei van de pootvis is stabiel en vrijwel zonder uitval, waardoor de kweekefficiëntie (erg) hoog is.
-De aansturing voor een betere man-vrouw verhouding is met een temperatuurregime in de eerste 2-3 maanden goed mogelijk, waarbij een meerderheid aan vrouwelijke vis is verkregen, die van nature sneller groeit dan mannelijke vis.
-De groeisnelheid met de geteste voeders blijft echter achter bij de groeipotentie van de tong. Het voer volgens 'Zeeuwse Tong' recept heeft (helaas) geen meerwaarde laten zien in de experimenten onder kweekomstandigheden. In anderhalf jaar kan de tong met de huidige voeders een gewicht van naar verwachting ruim 200 gram bereiken, maar de groeipotentie ligt op 300 tot 400 gram in dezelfde periode.
De uitgroei van tong biedt dan ook nog de meeste uitdaging tot verbetering, waarbij de kwaliteit van het voer de grootste sturende factor zal zijn om de groeipotentie van tong te benutten.
-Het verkrijgen van een uitstekende kwaliteit pootvis is geen probleem met zagerlarven als levend voer.
-De uitgroei van de pootvis is stabiel en vrijwel zonder uitval, waardoor de kweekefficiëntie (erg) hoog is.
-De aansturing voor een betere man-vrouw verhouding is met een temperatuurregime in de eerste 2-3 maanden goed mogelijk, waarbij een meerderheid aan vrouwelijke vis is verkregen, die van nature sneller groeit dan mannelijke vis.
-De groeisnelheid met de geteste voeders blijft echter achter bij de groeipotentie van de tong. Het voer volgens 'Zeeuwse Tong' recept heeft (helaas) geen meerwaarde laten zien in de experimenten onder kweekomstandigheden. In anderhalf jaar kan de tong met de huidige voeders een gewicht van naar verwachting ruim 200 gram bereiken, maar de groeipotentie ligt op 300 tot 400 gram in dezelfde periode.
De uitgroei van tong biedt dan ook nog de meeste uitdaging tot verbetering, waarbij de kwaliteit van het voer de grootste sturende factor zal zijn om de groeipotentie van tong te benutten.
Vanaf 2015
Kweekmogelijkheden van brakwatersteurgarnaal
Aquadip levert levend voer voor de zoete en zoute aquariumwereld, van allerlei typen muggenlarven, watervlooien tot garnalen. Omdat men graag een constante aanvoer heeft van deze voedseldieren en brakwatergarnalen tot nu toe werden gevist, heeft Aquadip zich georienteerd op de kweekmogelijkheden. Zeeschelp heeft een literatuurstudie uitgevoerd naar de ecologie en de kweekmogelijkheden van deze soort, waarna een pilotkweek is opgestart met als uiteindelijk doel de handel in brakwatersteurgarnaal uit kweek te voorzien. Bijkomend voordeel is dat deze garnalen werkelijk alleseters zijn en Aquadip een duurzame bestemming heeft voor de (weinige maar voor garnalen waardevolle) reststromen van levend voer.
Kweekmogelijkheden van brakwatersteurgarnaal
Aquadip levert levend voer voor de zoete en zoute aquariumwereld, van allerlei typen muggenlarven, watervlooien tot garnalen. Omdat men graag een constante aanvoer heeft van deze voedseldieren en brakwatergarnalen tot nu toe werden gevist, heeft Aquadip zich georienteerd op de kweekmogelijkheden. Zeeschelp heeft een literatuurstudie uitgevoerd naar de ecologie en de kweekmogelijkheden van deze soort, waarna een pilotkweek is opgestart met als uiteindelijk doel de handel in brakwatersteurgarnaal uit kweek te voorzien. Bijkomend voordeel is dat deze garnalen werkelijk alleseters zijn en Aquadip een duurzame bestemming heeft voor de (weinige maar voor garnalen waardevolle) reststromen van levend voer.
Zeewierkweek en verwerking Zeewaar
In 2015 maakt Zeewaar gebruik van de faciliteiten om het geoogste zeewier op Jacobahaven te schonen en in te pakken voor de versmarkt en te drogen voor de verkoop in droge vorm. Opschaling en verhoging van de efficiëntie ten opzichte van voorgaand jaar is de focus. Daarnaast wordt de kweek van zeesla in de kas verder ter hand genomen door verschillende kweektechnieken verder uit te werken op praktijkschaal.
In 2015 maakt Zeewaar gebruik van de faciliteiten om het geoogste zeewier op Jacobahaven te schonen en in te pakken voor de versmarkt en te drogen voor de verkoop in droge vorm. Opschaling en verhoging van de efficiëntie ten opzichte van voorgaand jaar is de focus. Daarnaast wordt de kweek van zeesla in de kas verder ter hand genomen door verschillende kweektechnieken verder uit te werken op praktijkschaal.
Unesco-IHE Instituut voor watereducatie
Binnen de filtratiewereld loopt onderzoek naar het beheersen van aangroei van microfilters. Ook algen kunnen aan de microfilters hechten en de doorlaatbaarheid fors verminderen. Unesco-IHE doet samen met o.a. Pentair onderzoek naar het proces van fouling en hoe deze te beinvloeden is. Voorgaande jaren is gewerkt met natuurlijke algenbloei in het opgepompte zeewater. Hoewel dit goed werkte, wilde men meer controle op de dosering en de kwaliteit van de algen. Zodoende wordt het continue algen kweeksysteem ingezet voor de kweek van een specifieke alg die uit zichzelf al de neiging heeft 'te plakken'. Met enkele kunstgrepen bleek deze alg goed te kweken. In 2015 wordt deze benadering toegepast om de experimenten uit te voeren. Idealiter is de afstand tussen alg en experiment zo kort mogelijk, dus de opstelling is pal naast de algenkweek geplaatst voor een zo standaard mogelijke dosering.
Binnen de filtratiewereld loopt onderzoek naar het beheersen van aangroei van microfilters. Ook algen kunnen aan de microfilters hechten en de doorlaatbaarheid fors verminderen. Unesco-IHE doet samen met o.a. Pentair onderzoek naar het proces van fouling en hoe deze te beinvloeden is. Voorgaande jaren is gewerkt met natuurlijke algenbloei in het opgepompte zeewater. Hoewel dit goed werkte, wilde men meer controle op de dosering en de kwaliteit van de algen. Zodoende wordt het continue algen kweeksysteem ingezet voor de kweek van een specifieke alg die uit zichzelf al de neiging heeft 'te plakken'. Met enkele kunstgrepen bleek deze alg goed te kweken. In 2015 wordt deze benadering toegepast om de experimenten uit te voeren. Idealiter is de afstand tussen alg en experiment zo kort mogelijk, dus de opstelling is pal naast de algenkweek geplaatst voor een zo standaard mogelijke dosering.
Vanaf 2014
Geluidsonderzoek Zeebaars
Een consortium van Imares, Universiteit Leiden, TNO en Seamarco voeren onderzoek uit naar de effecten van menselijk geluid (zoals bouwwerkzaamheden op zee) op vis en zeezoogdieren (zeehonden en bruinvissen). Onderdeel van dit project is gedragsonderzoek bij zeebaars, waarbij experimenten in bassins zijn uitgevoerd. Om dichter bij de werkelijke situatie op zee te komen zijn in de zomer van 2014 experimenten uitgevoerd op het proefstation en ook in de Jacobahaven. Op het proefstation is zeebaars gehuisvest en apparatuur getest. In de haven zijn geluidsexperimenten met gezenderde zeebaars uitgevoerd, een kantoortje te water was handig.
Geluidsonderzoek Zeebaars
Een consortium van Imares, Universiteit Leiden, TNO en Seamarco voeren onderzoek uit naar de effecten van menselijk geluid (zoals bouwwerkzaamheden op zee) op vis en zeezoogdieren (zeehonden en bruinvissen). Onderdeel van dit project is gedragsonderzoek bij zeebaars, waarbij experimenten in bassins zijn uitgevoerd. Om dichter bij de werkelijke situatie op zee te komen zijn in de zomer van 2014 experimenten uitgevoerd op het proefstation en ook in de Jacobahaven. Op het proefstation is zeebaars gehuisvest en apparatuur getest. In de haven zijn geluidsexperimenten met gezenderde zeebaars uitgevoerd, een kantoortje te water was handig.
Zeewaar
Zeewaar BV uit Amsterdam kweekt zeewier in de Jacobahaven. Voor verwerking van het geoogste zeewier maken zij gebruik van de faciliteiten van het proefstation: naast de deur en van alle gemakken voorzien. ’s Winters worden bruinwieren (Laminaria spec) gekweekt, ’s zomers het groenwier zeesla (Ulva spec). Om beide groeiseizoenen goed op elkaar te laten aansluiten heeft Zeewaar samenwerking gezocht met stichting Zeeschelp om een praktijkhandleiding voor de voorkweek van zeesla op te stellen aan de hand van een praktijkonderzoek. Op deze manier kan voldoende zeesla ter beschikking staan, zodra de temperatuur van het buitenwater geschikt is voor deze kweek. De kweekruimte in de haven wordt op deze manier zo optimaal mogelijk benut.
Zeewaar BV uit Amsterdam kweekt zeewier in de Jacobahaven. Voor verwerking van het geoogste zeewier maken zij gebruik van de faciliteiten van het proefstation: naast de deur en van alle gemakken voorzien. ’s Winters worden bruinwieren (Laminaria spec) gekweekt, ’s zomers het groenwier zeesla (Ulva spec). Om beide groeiseizoenen goed op elkaar te laten aansluiten heeft Zeewaar samenwerking gezocht met stichting Zeeschelp om een praktijkhandleiding voor de voorkweek van zeesla op te stellen aan de hand van een praktijkonderzoek. Op deze manier kan voldoende zeesla ter beschikking staan, zodra de temperatuur van het buitenwater geschikt is voor deze kweek. De kweekruimte in de haven wordt op deze manier zo optimaal mogelijk benut.
Vanaf 2013
Oogst van schelpen Veerse Meer
Het project ‘Aquacultuur van Schelpen in het Veerse Meer’ heeft de potentie van het Veerse Meer als een nieuw productiegebied voor schelpdieren duidelijk aangetoond. Schelpdierkweek in het Veerse Meer heeft duidelijk de potentie uit te groeien tot een rendabele werkwijze. Voor mosselen, kokkels en tapijtschelpen was een verdere ontwikkeling van de oogsttechniek nodig, waarbij het extensieve karakter van de kweek behouden blijft. Bij mosselhangcultuur is het van belang dat de oogstmachines op het bestaande vissersschip worden geïntegreerd, zodat de visserij op paling, harder en platvis door kan gaan. Bij de bodemschelpen is een duurzame oogsttechniek nodig, om het perceel weer te kunnen bezaaien met jonge schelpen.
Dit is gezamenlijk met Palinghandel Van de Kreeke & Zn uitgewerkt in het project ‘Oogst van Schelpen in het Veerse Meer’ waarin de oogsttechniek voor mosselhangcultuur en de oogsttechniek voor bodembewonende schelpen operationeel zijn gemaakt en aangepast naar de omstandigheden in het Veerse Meer. Het project is ondersteund met bijdragen vanuit het Europees Visserijfonds en de Provincie Zeeland, voor investering in duurzame visserijgebieden.
In 2013 zijn twee voor het Veerse Meer geschikte oogsttechnieken in bedrijf genomen. In praktijk laten beide oogsttechnieken goede resultaten zien. Bij mosselhangcultuur wordt met een minimum aan handarbeid MZI-zaad en consumptiemosselen ingesokt, gesorteerd en geoogst, waarbij men tussendoor snel kan omschakelen naar de visserij op paling en kreeft. Bij de oogst van kokkels en tapijtschelpen laat de techniek met de waterlift goede resultaten zien, waarbij alleen de schelpen op consumptieformaat met een minimum aan breuk boven water komen. Met de waterlifttechniek wordt water over de bodem geblazen, waarbij zand en schelpen opwervelen. Deze worden opgevangen, waarbij het water, zand en kleine schelpdieren door de gazen opvoerband heen gaan en weer bezinken, Alleen de grotere schelpen komen boven water, waarbij de kleine schelpen in de bodem achterblijven en verder kunnen groeien. Beide technieken zijn operationeel en geschikt voor bijvoorbeeld toepassing op de Grevelingen, waar ook interesse is ontstaan in diversificatie van kweek.
Het project Oogst van Schelpen in het Veerse Meer is ondersteund met bijdragen uit het Europees Visserijfonds, voor investering in duurzame visserijgebieden. De resultaten uit deze projecten zijn openbaar en kunnen op verzoek worden toegezonden.
Oogst van schelpen Veerse Meer
Het project ‘Aquacultuur van Schelpen in het Veerse Meer’ heeft de potentie van het Veerse Meer als een nieuw productiegebied voor schelpdieren duidelijk aangetoond. Schelpdierkweek in het Veerse Meer heeft duidelijk de potentie uit te groeien tot een rendabele werkwijze. Voor mosselen, kokkels en tapijtschelpen was een verdere ontwikkeling van de oogsttechniek nodig, waarbij het extensieve karakter van de kweek behouden blijft. Bij mosselhangcultuur is het van belang dat de oogstmachines op het bestaande vissersschip worden geïntegreerd, zodat de visserij op paling, harder en platvis door kan gaan. Bij de bodemschelpen is een duurzame oogsttechniek nodig, om het perceel weer te kunnen bezaaien met jonge schelpen.
Dit is gezamenlijk met Palinghandel Van de Kreeke & Zn uitgewerkt in het project ‘Oogst van Schelpen in het Veerse Meer’ waarin de oogsttechniek voor mosselhangcultuur en de oogsttechniek voor bodembewonende schelpen operationeel zijn gemaakt en aangepast naar de omstandigheden in het Veerse Meer. Het project is ondersteund met bijdragen vanuit het Europees Visserijfonds en de Provincie Zeeland, voor investering in duurzame visserijgebieden.
In 2013 zijn twee voor het Veerse Meer geschikte oogsttechnieken in bedrijf genomen. In praktijk laten beide oogsttechnieken goede resultaten zien. Bij mosselhangcultuur wordt met een minimum aan handarbeid MZI-zaad en consumptiemosselen ingesokt, gesorteerd en geoogst, waarbij men tussendoor snel kan omschakelen naar de visserij op paling en kreeft. Bij de oogst van kokkels en tapijtschelpen laat de techniek met de waterlift goede resultaten zien, waarbij alleen de schelpen op consumptieformaat met een minimum aan breuk boven water komen. Met de waterlifttechniek wordt water over de bodem geblazen, waarbij zand en schelpen opwervelen. Deze worden opgevangen, waarbij het water, zand en kleine schelpdieren door de gazen opvoerband heen gaan en weer bezinken, Alleen de grotere schelpen komen boven water, waarbij de kleine schelpen in de bodem achterblijven en verder kunnen groeien. Beide technieken zijn operationeel en geschikt voor bijvoorbeeld toepassing op de Grevelingen, waar ook interesse is ontstaan in diversificatie van kweek.
Het project Oogst van Schelpen in het Veerse Meer is ondersteund met bijdragen uit het Europees Visserijfonds, voor investering in duurzame visserijgebieden. De resultaten uit deze projecten zijn openbaar en kunnen op verzoek worden toegezonden.
Pootvis voor Zeeuwse Tong
Eén van de doelstellingen van stichting Zeeuwse Tong is om bij te dragen aan de verwezenlijking van een coöperatief broedhuis. Daarnaast heeft de Stichting zelf ook pootvis tong nodig voor de vijverproeven. Gezien deze ontwikkelingen is besloten om stichting Zeeschelp opdracht te verlenen om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar de pootvisproductie van tong (Solea solea). Opdracht was om met copepoden en zagerlarven als voedseldieren de tonglarven op te kweken, waarna deze in de vijvers tot consumptieformaat kunnen groeien.
Eén van de doelstellingen van stichting Zeeuwse Tong is om bij te dragen aan de verwezenlijking van een coöperatief broedhuis. Daarnaast heeft de Stichting zelf ook pootvis tong nodig voor de vijverproeven. Gezien deze ontwikkelingen is besloten om stichting Zeeschelp opdracht te verlenen om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar de pootvisproductie van tong (Solea solea). Opdracht was om met copepoden en zagerlarven als voedseldieren de tonglarven op te kweken, waarna deze in de vijvers tot consumptieformaat kunnen groeien.
De eerste groep vissen is in juni 2013 geleverd aan stichting Zeeuwse Tong voor uitzet in een vijver bij Colijnsplaat. De visjes wogen gemiddeld 0,075 gram en er zijn ruim 3700 pootvisjes geleverd. Uit 2013 zijn nog ruim 7000 tongetjes op voorraad om binnenshuis in een raceway door te groeien naar consumptieformaat.
In het voorjaar van 2014 is de kweek wederom uitgevoerd, om de aantallen op te schalen, de efficiency te verhogen en een betere onderbouwing van de kostprijs te geven. Als levend voer zijn copepoden, zagerlarven en ook zeesterlarven gebruikt. De zeesterlarven zijn qua omvang, gedrag en beschikbaarheid potentiele voedseldieren voor tonglarven, omdat ze in het buitenwater gelijktijdig voorkomen.
Uit de experimenten bleek evenwel dat zeesterlarven vooralsnog minder voedingswaarde bezitten dan copepoden en zagerlarven. Dit blijven toch de vitaminebommetjes voor platvislarven. In mei en juni zijn 10.000 pootvisjes in de vijvers uitgezet. Op moment zijn er nog ca 15.000 pootvisjes beschikbaar zijn voor verdere experimenten. De mogelijkheden van commerciele tongkweek worden verder uitgewerkt in samenwerking met Fry-Marine. Er zijn 3 broodstocks tong in beheer zodat de mogelijkheden van pootvis in de toekomst geborgd zijn.
In het voorjaar van 2014 is de kweek wederom uitgevoerd, om de aantallen op te schalen, de efficiency te verhogen en een betere onderbouwing van de kostprijs te geven. Als levend voer zijn copepoden, zagerlarven en ook zeesterlarven gebruikt. De zeesterlarven zijn qua omvang, gedrag en beschikbaarheid potentiele voedseldieren voor tonglarven, omdat ze in het buitenwater gelijktijdig voorkomen.
Uit de experimenten bleek evenwel dat zeesterlarven vooralsnog minder voedingswaarde bezitten dan copepoden en zagerlarven. Dit blijven toch de vitaminebommetjes voor platvislarven. In mei en juni zijn 10.000 pootvisjes in de vijvers uitgezet. Op moment zijn er nog ca 15.000 pootvisjes beschikbaar zijn voor verdere experimenten. De mogelijkheden van commerciele tongkweek worden verder uitgewerkt in samenwerking met Fry-Marine. Er zijn 3 broodstocks tong in beheer zodat de mogelijkheden van pootvis in de toekomst geborgd zijn.
Ontzilting door Pentair
Op de locatie van de Zeeschelp voert Pentair pilot testen uit waarbij wordt gekeken welk ultrafiltratie membraan kan worden toegepast als voorzuivering voor de ontzoutingsstap. Dit wordt getest op zeewater uit de Oosterschelde, zodat het de praktijk het dichtst benadert. Hierbij wordt zowel gekeken naar optimalisatie van het ultrafiltratie proces als naar optimalisatie van filtraat kwaliteit. Doordat op Jacobahaven een goed te voorspellen algenbloei in het zeewater plaatsvindt, is dit een mooie gelegenheid om de robuustheid van de ultrafiltratie onder deze lastige omstandigheden te optimaliseren. Het werk wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van Pentair, Evides en verschillende Universiteiten.
Op de locatie van de Zeeschelp voert Pentair pilot testen uit waarbij wordt gekeken welk ultrafiltratie membraan kan worden toegepast als voorzuivering voor de ontzoutingsstap. Dit wordt getest op zeewater uit de Oosterschelde, zodat het de praktijk het dichtst benadert. Hierbij wordt zowel gekeken naar optimalisatie van het ultrafiltratie proces als naar optimalisatie van filtraat kwaliteit. Doordat op Jacobahaven een goed te voorspellen algenbloei in het zeewater plaatsvindt, is dit een mooie gelegenheid om de robuustheid van de ultrafiltratie onder deze lastige omstandigheden te optimaliseren. Het werk wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van Pentair, Evides en verschillende Universiteiten.
Ontzilting door Aquaver en Bredenoord
Bij Stichting Zeeschelp hebben Aquaver en Bredenoord een 15 kVA diesel generator en een Aquaver MDS-40 systeem getest op zeewater. Membraandestillatie is een veelbelovende waterbehandelingstechniek en levert een constante en hoge kwaliteit aan schoon zoet water. De generator is zodanig gemodificeerd dat de warmte uit het koelsysteem van de dieselmotor naar de MDS-40 kan worden geleid. De MDS-40 heeft gedurende maart tot juli 2013 op succesvolle wijze 1500 liter schoon water per dag kunnen produceren vanuit het zeewater uit de Oosterschelde, gebruikmakend van de restwarmte van de diesel generator. Tijdens de test is ook aangetoond dat de combinatie van dieselgenerator en MDS-systeem compleet passief kan draaien: er is geen actieve controle of communicatie nodig tussen beide systemen om de combinatie veilig te laten opereren.
De resultaten van de pilot bij Stichting Zeeschelp heeft vrijwel direct geleid tot een full-scale toepassing: Aquaver is eind 2013 begonnen met het opzetten van twee projecten op de Maldiven. Op twee verschillende eilanden (Gulhi en Mahle) zijn Aquaver systemen geplaatst die zeewater gaan ontzouten tot drinkwater voor de lokale bevolking, gebruikmakend van de warmte van de dieselgeneratoren van de lokale powerstations op deze eilanden. De Maldiveense overheid neemt deel in deze projecten.
Bij Stichting Zeeschelp hebben Aquaver en Bredenoord een 15 kVA diesel generator en een Aquaver MDS-40 systeem getest op zeewater. Membraandestillatie is een veelbelovende waterbehandelingstechniek en levert een constante en hoge kwaliteit aan schoon zoet water. De generator is zodanig gemodificeerd dat de warmte uit het koelsysteem van de dieselmotor naar de MDS-40 kan worden geleid. De MDS-40 heeft gedurende maart tot juli 2013 op succesvolle wijze 1500 liter schoon water per dag kunnen produceren vanuit het zeewater uit de Oosterschelde, gebruikmakend van de restwarmte van de diesel generator. Tijdens de test is ook aangetoond dat de combinatie van dieselgenerator en MDS-systeem compleet passief kan draaien: er is geen actieve controle of communicatie nodig tussen beide systemen om de combinatie veilig te laten opereren.
De resultaten van de pilot bij Stichting Zeeschelp heeft vrijwel direct geleid tot een full-scale toepassing: Aquaver is eind 2013 begonnen met het opzetten van twee projecten op de Maldiven. Op twee verschillende eilanden (Gulhi en Mahle) zijn Aquaver systemen geplaatst die zeewater gaan ontzouten tot drinkwater voor de lokale bevolking, gebruikmakend van de warmte van de dieselgeneratoren van de lokale powerstations op deze eilanden. De Maldiveense overheid neemt deel in deze projecten.
Vanaf 2012
In 2012 zijn we vooral bezig geweest met lopende projecten, eentje was nog wel anders dan anders:
Autobundel Zeeuwse Mossel
Het verwerken van mesheften is een arbeidsintensieve bezigheid. Veel handelingen vinden nog handmatig plaats en leiden geregeld tot capaciteitsproblemen bij de verwerking en verpakking van mesheften. In 2010 is bij Zeeuwse Mossel BV het idee ontstaan om het arbeidsintensieve proces van de mesheftenverwerking te automatiseren, in samenwerking met RMA techniek.
In de looptijd van het project is gebleken dat stap voor stap verbetering mogelijk was in de afzonderlijke verwerkingsstappen. Het inzicht groeide dat vervolgens het gehele proces integraal moest worden aangepast met als resultaat dat eind 2012 een techniek operationeel is die ver gevorderd is richting het automatisch bundelen van mesheften, waarbij naast verhoging van de productiecapaciteit en verlaging van de werkdruk voor werknemers, de houdbaarheid en kwaliteit van het product is toegenomen.
In 2012 zijn we vooral bezig geweest met lopende projecten, eentje was nog wel anders dan anders:
Autobundel Zeeuwse Mossel
Het verwerken van mesheften is een arbeidsintensieve bezigheid. Veel handelingen vinden nog handmatig plaats en leiden geregeld tot capaciteitsproblemen bij de verwerking en verpakking van mesheften. In 2010 is bij Zeeuwse Mossel BV het idee ontstaan om het arbeidsintensieve proces van de mesheftenverwerking te automatiseren, in samenwerking met RMA techniek.
In de looptijd van het project is gebleken dat stap voor stap verbetering mogelijk was in de afzonderlijke verwerkingsstappen. Het inzicht groeide dat vervolgens het gehele proces integraal moest worden aangepast met als resultaat dat eind 2012 een techniek operationeel is die ver gevorderd is richting het automatisch bundelen van mesheften, waarbij naast verhoging van de productiecapaciteit en verlaging van de werkdruk voor werknemers, de houdbaarheid en kwaliteit van het product is toegenomen.
Vanaf 2011
Fry-Marine, een coöperatieve opzet voor een broedhuis voor marien pootgoed.
In de afgelopen jaren is bij betrokken partijen het inzicht gegroeid dat een broedhuis, of het nu schaal of schelpdieren of vis is, coöperatief van opzet moet zijn om structureel operationeel te blijven. Dit geldt althans voor de situatie in Nederland. Fry-Marine is een coöperatie, waarbij leden pootgoed kunnen afnemen. Als eerste pootgoed wordt Tarbot voorzien, waarbij de faciliteiten bij stichting Zeeschelp gebruikt worden om een eigen broedstock te laten paaien en juveniele vis aan de leden Seafarm en Grovisco te leveren voor verdere opkweek.
In deze studie wordt gezocht naar een forse verbetering van het kweekrendement van de vislarven, waarbij een gangbaar routine rendement van ei tot juveniel circa 20% is. In vergelijking met schelpdierlarven is dit een laag percentage, en om dit te verbeteren is het voedselaanbod aan de vislarven van belang. Gangbaar is een dieet van rotiferen en pekelkreeftjes (artemia), maar uit literatuur komt naar voren dat een dieet van roeipootkreeftjes (copepoden) veel beter aansluit op de behoefte van vislarven. Vandaar dat wij ons richten op de voedselkweek van copepoden, die echter bewerkelijker is dan rotiferen en pekelkreeftjes. Dit zal terug moeten komen in de uiteindelijke kwaliteit van de pootvis. Eerste praktijkinzichten geven aan dat deze voedseldieren een hoge kwaliteit pootvis oplevert die in de kwekerij sneller doorgroeit dan pootvis die is grootgebracht met rotiferen en pekelkreeftjes.
Fry-Marine, een coöperatieve opzet voor een broedhuis voor marien pootgoed.
In de afgelopen jaren is bij betrokken partijen het inzicht gegroeid dat een broedhuis, of het nu schaal of schelpdieren of vis is, coöperatief van opzet moet zijn om structureel operationeel te blijven. Dit geldt althans voor de situatie in Nederland. Fry-Marine is een coöperatie, waarbij leden pootgoed kunnen afnemen. Als eerste pootgoed wordt Tarbot voorzien, waarbij de faciliteiten bij stichting Zeeschelp gebruikt worden om een eigen broedstock te laten paaien en juveniele vis aan de leden Seafarm en Grovisco te leveren voor verdere opkweek.
In deze studie wordt gezocht naar een forse verbetering van het kweekrendement van de vislarven, waarbij een gangbaar routine rendement van ei tot juveniel circa 20% is. In vergelijking met schelpdierlarven is dit een laag percentage, en om dit te verbeteren is het voedselaanbod aan de vislarven van belang. Gangbaar is een dieet van rotiferen en pekelkreeftjes (artemia), maar uit literatuur komt naar voren dat een dieet van roeipootkreeftjes (copepoden) veel beter aansluit op de behoefte van vislarven. Vandaar dat wij ons richten op de voedselkweek van copepoden, die echter bewerkelijker is dan rotiferen en pekelkreeftjes. Dit zal terug moeten komen in de uiteindelijke kwaliteit van de pootvis. Eerste praktijkinzichten geven aan dat deze voedseldieren een hoge kwaliteit pootvis oplevert die in de kwekerij sneller doorgroeit dan pootvis die is grootgebracht met rotiferen en pekelkreeftjes.
Momenteel vindt opschaling plaats tot een niveau waarbij pootgoed van tarbot aan de kwekerij wordt geleverd. Doel is om de tweetarbotkwekerijen zelfvoorzienend te maken (ca. 400.000 stuks pootvis per jaar) Het project wordt ondersteund met subsidie vanuit het EVF-fonds Innovatie in de visketen.
Zeewierkweek Oosterschelde
De teelt van zeewier bevindt zich in Nederland nog in een ontwikkelingsfase en daarom wordt onder aanvoering van Willem Brandenburg van PRI een pilot opgestart in de Schelphoek. De belangstelling voor de teelt van zeewier is groeiende. Zeewier kent vele toepassingen, van culinair, voor cosmetica, als voor de winning van specifieke kleurstoffen en andere chemische verbindingen die in sommige wieren voor komen.
Bij de pilot zijn verder Hortimare, Hogeschool Zeeland, machinefabriek Bakker, Economische Impuls Zeeland, projectbureau Zeeland en stichting Zeeschelp betrokken. Het doel is het ontwikkelen en testen van een kleinschalig systeem voor de teelt van zeewier dat zelfstandig kan worden toegepast als eerste stap in de ontwikkeling van een “zeeboerderij” voor zeewierteelt in open zee, nearshore en/of offshore. Het systeem is in het voorjaar van 2011 in de Schelphoek geïnstalleerd en de pilot loopt 3 jaar.
De teelt van zeewier bevindt zich in Nederland nog in een ontwikkelingsfase en daarom wordt onder aanvoering van Willem Brandenburg van PRI een pilot opgestart in de Schelphoek. De belangstelling voor de teelt van zeewier is groeiende. Zeewier kent vele toepassingen, van culinair, voor cosmetica, als voor de winning van specifieke kleurstoffen en andere chemische verbindingen die in sommige wieren voor komen.
Bij de pilot zijn verder Hortimare, Hogeschool Zeeland, machinefabriek Bakker, Economische Impuls Zeeland, projectbureau Zeeland en stichting Zeeschelp betrokken. Het doel is het ontwikkelen en testen van een kleinschalig systeem voor de teelt van zeewier dat zelfstandig kan worden toegepast als eerste stap in de ontwikkeling van een “zeeboerderij” voor zeewierteelt in open zee, nearshore en/of offshore. Het systeem is in het voorjaar van 2011 in de Schelphoek geïnstalleerd en de pilot loopt 3 jaar.
Vanaf 2010
Mosselkweek MZI vs. Hatchery
In vervolg op het project Commissarismossel zal in dit project de kostprijs en kwaliteit van mosselen vanuit een hatchery vergeleken worden met mosselen die via MZI (MosselZaadInvanginstallaties) zijn verkregen. MZI worden gebruikt als alternatief voor de bodemzaadvisserij, en is een ‘concurrent’ van de hatcherytechniek. Om deze slag te maken is opschaling en modernisering van de hatchery nodig. Hiervoor worden de kweekruimten en ook de kweektechnieken grondig herzien om met zo min mogelijk mankracht, energie en ruimte een hoge productie te halen. Het mosselzaad vanuit hatchery en mzi technieken wordt zowel in hangcultuur als in bodemcultuur toegepast en met elkaar vergeleken. De looptijd is 2010-2013, in samenwerking met de Zeeuwse Mossel uit Bruinisse en Viskwekerij Neeltje Jans.
Het project wordt ondersteund met subsidie vanuit het EVF-fonds Innovatie in de visketen.
Mosselkweek MZI vs. Hatchery
In vervolg op het project Commissarismossel zal in dit project de kostprijs en kwaliteit van mosselen vanuit een hatchery vergeleken worden met mosselen die via MZI (MosselZaadInvanginstallaties) zijn verkregen. MZI worden gebruikt als alternatief voor de bodemzaadvisserij, en is een ‘concurrent’ van de hatcherytechniek. Om deze slag te maken is opschaling en modernisering van de hatchery nodig. Hiervoor worden de kweekruimten en ook de kweektechnieken grondig herzien om met zo min mogelijk mankracht, energie en ruimte een hoge productie te halen. Het mosselzaad vanuit hatchery en mzi technieken wordt zowel in hangcultuur als in bodemcultuur toegepast en met elkaar vergeleken. De looptijd is 2010-2013, in samenwerking met de Zeeuwse Mossel uit Bruinisse en Viskwekerij Neeltje Jans.
Het project wordt ondersteund met subsidie vanuit het EVF-fonds Innovatie in de visketen.
Uitgroei mosselbroed uit de hatchery tot mosselzaad op Neeltje Jans
Het resultaat laat zien dat kweek in hangcultuur van zowel mzi als hatchery mosselzaad tot consumptieformaat prima mogelijk is en dat de opbrengsten redelijk dicht bij elkaar liggen. Gemiddeld geeft mosselzaad vanuit een mzi gemiddeld een beter kweekrendement te geven dan het mosselzaad vanuit een hatchery. Nuancering laat lokaal ook betere resultaten zien met hatcherymosselen. Mosselen vanuit de hatchery leveren in de regel grover mosselzaad op, zodat deze ook bij consumptiegrootte groter zijn dan MZI mosselen. Bij tussentijds omsokken zitten er dus minder hatcheryzaadjes in een kilo dan bij MZIzaadjes, waardoor het bruto kweekrendement (in kilo's) in de regel iets lager wordt. Het netto rendement (in aantallen) ligt echter iets hoger, omdat er minder verlies is van halfwasmosselen. De geschiktheid van beide grondstofbronnen voor mosselkweek in hangcultuur is dan ook goed, rekening houdend dat een goed rendement in mosselkweek maatwerk op locatie betekent.
De kostprijs voor een kilo mosselzaad vanuit hatchery is in de loop van jaren steeds verder gedaald. De kostprijzen van beide technieken ontlopen elkaar niet veel, met € 0,87 voor een kilo mosselzaad vanuit mzi en € 0,98 per kilo mosselzaad vanuit hatchery. Verdere efficiëntie van deze technieken zal een lagere kostprijs kunnen betekenen, waardoor het rendement van de gehele mosselkweek beter uitkomt.
Bij bodemkweek ligt het kweekrendement in het algemeen een stuk lager dan het kweekrendement bij hangcultuur. Aangezien mosselen uit de hatchery waarschijnlijk een hogere kostprijs zullen houden dan mosselen vanuit een mzi, is toepassing van hatcherymosselen in de huidige bodemkweektechnieken voorlopig als te kostbaar te benoemen.
Mosselkweek in hangcultuur is prima mogelijk met zowel mzi als hatchery mosselzaad en de kosten-baten liggen nabij elkaar.
De resultaten worden verder toegelicht in onderstaand onderzoeksverslag mosselkweek MZI vs Hatchery.
Bij bodemkweek ligt het kweekrendement in het algemeen een stuk lager dan het kweekrendement bij hangcultuur. Aangezien mosselen uit de hatchery waarschijnlijk een hogere kostprijs zullen houden dan mosselen vanuit een mzi, is toepassing van hatcherymosselen in de huidige bodemkweektechnieken voorlopig als te kostbaar te benoemen.
Mosselkweek in hangcultuur is prima mogelijk met zowel mzi als hatchery mosselzaad en de kosten-baten liggen nabij elkaar.
De resultaten worden verder toegelicht in onderstaand onderzoeksverslag mosselkweek MZI vs Hatchery.
onderzoeksverslag_mzi_hatchery.pdf | |
File Size: | 1130 kb |
File Type: |
De kweek van Zeekreeft in Scherpenisse
Wederom een initiatief van de Familie Bolier en dit keer in samenwerking met onderzoeksbureau Marinx, stichting Zeeschelp en de Hogeschool Zeeland. In 2010 is de samenwerking gestart en heeft geleid tot een kleine, maar succesvolle haalbaarheidsstudie van het opkweken van kreeftlarven.
Wederom een initiatief van de Familie Bolier en dit keer in samenwerking met onderzoeksbureau Marinx, stichting Zeeschelp en de Hogeschool Zeeland. In 2010 is de samenwerking gestart en heeft geleid tot een kleine, maar succesvolle haalbaarheidsstudie van het opkweken van kreeftlarven.
Omdat het broedsucces van zaadkreeften in de inlagen van Scherpenisse onzeker is, moet de vermeerdering zelf ter hand worden genomen, waarbij kreeftlarven in kweek en pootkreeftjes in kooien worden uitgezet in de inlagen. De larvenkweek, huisvesting van jonge kreeft, en de procedure om succesvol pootkreeftjes uit te zetten in de inlagen zijn hierin belangrijke onderdelen. Met begeleiding zal de familie Bolier in de periode 2011-2013 zelf pootkreeftjes gaan kweken, waarna ze met deze methodiek zelfstandig verder kunnen. Mocht het mogelijk blijken om jonge kreeft te kweken en deze op te laten groeien, dan geeft dat ook perspectieven elders in Zeeland voor binnendijkse kweek van kreeft. Het project is daarmee van regionale betekenis en wordt dan ook ondersteund met een subsidie vanuit de Provincie Zeeland. De uitkomsten van het onderzoek zijn dan ook openbaar en beschikbaar voor b.v. een kreeftenkweek project in Bruinisse.
Sealab (Sealand Environment and Aquaculture Laboratorium) Hogeschool Zeeland
In de afgelopen jaren is een voortdurende en vrijwel continue samenwerking met de studierichting Aquatische Ecotechnologie van de Hogeschool Zeeland opgebouwd. Naast samenwerking in diverse projecten heeft Zeeschelp, in samenwerking met Kees Kloet, een zoutwaterlaboratorium ingericht op het terrein van HZ, op basis van de gezamenlijke ervaring bij het inrichten van diverse praktijkruimten, en praktijkervaring bij de kweek van algen, schaal- en schelpdieren en vissen. Zodoende zijn er integrale voorzieningen van zeewater en zout grondwater, opstellingen voor metingen aan waterkwaliteit, allerlei bassins voor huisvesting van kweekorganismen en een kas voor de algenkweek. Hier kunnen studenten ervaring opdoen met onderzoek in de aquacultuur in het algemeen en/of gericht werken aan afstudeerprojecten.
Vanaf 2009
Broedstock Tarbot
Seafarm uit Kamperland en Grovisco uit Stavenisse willen de bedrijfsvoering verder verbeteren, en willen daarom een broedhuis voor Tarbot opzetten. IMARES-Yerseke, WUR en Zeeschelp begeleiden en assisteren bij de opzet en uitvoering. Op het proefstation zijn faciliteiten voor een broedhuis voor schaal- en schelpdieren operationeel, en deze faciliteiten komen ook van pas bij een broedhuis voor vissen. Als aanzet voor een vissenbroedhuis is een ouderdierenstock van Tarbot op het proefstation gestationeerd, die op natuurlijke wijze paairijp wordt. Uit deze dieren worden Tarbotlarven verkregen en op innovatieve wijze opgekweekt tot juveniel, die vervolgens bij Seafarm en Grovisco verder tot consumptie kunnen groeien.
Broedstock Tarbot
Seafarm uit Kamperland en Grovisco uit Stavenisse willen de bedrijfsvoering verder verbeteren, en willen daarom een broedhuis voor Tarbot opzetten. IMARES-Yerseke, WUR en Zeeschelp begeleiden en assisteren bij de opzet en uitvoering. Op het proefstation zijn faciliteiten voor een broedhuis voor schaal- en schelpdieren operationeel, en deze faciliteiten komen ook van pas bij een broedhuis voor vissen. Als aanzet voor een vissenbroedhuis is een ouderdierenstock van Tarbot op het proefstation gestationeerd, die op natuurlijke wijze paairijp wordt. Uit deze dieren worden Tarbotlarven verkregen en op innovatieve wijze opgekweekt tot juveniel, die vervolgens bij Seafarm en Grovisco verder tot consumptie kunnen groeien.
De kweek van zagers
Op verzoek van een zagerkweker hebben we de larvenkweek van zandzagers uitgevoerd, omdat dit onderdeel lastig voor hem was. Met onze ervaringen in hatcherytechnieken konden we deze kweker voorzien van pootgoed, waar de kweekvijvers mee zijn bezet.
Op verzoek van een zagerkweker hebben we de larvenkweek van zandzagers uitgevoerd, omdat dit onderdeel lastig voor hem was. Met onze ervaringen in hatcherytechnieken konden we deze kweker voorzien van pootgoed, waar de kweekvijvers mee zijn bezet.
Aquacultuur van schelpen in het Veerse Meer
Het Veerse Meer heeft de laatste jaren een constant zoutgehalte en een sterk verbeterde waterkwaliteit door de ‘Katse Heule’ in de Zandkreekdam. De werkgroep ‘Veerse Meer Nieuwe Kansen’ (onderdeel van het Visserij Initiatief Zeeland) ziet in deze nieuwe situatie veel perspectief voor schelpdierkweek. Samen met beroepsvisser Van de Kreeke heeft Stichting Zeeschelp een pilot om Kokkels en Tapijtschelpen te gaan kweken in het Veerse Meer. Van de Kreeke richt zich verder ook op Oesters en Mosselen.
Het Veerse Meer heeft de laatste jaren een constant zoutgehalte en een sterk verbeterde waterkwaliteit door de ‘Katse Heule’ in de Zandkreekdam. De werkgroep ‘Veerse Meer Nieuwe Kansen’ (onderdeel van het Visserij Initiatief Zeeland) ziet in deze nieuwe situatie veel perspectief voor schelpdierkweek. Samen met beroepsvisser Van de Kreeke heeft Stichting Zeeschelp een pilot om Kokkels en Tapijtschelpen te gaan kweken in het Veerse Meer. Van de Kreeke richt zich verder ook op Oesters en Mosselen.
We willen Kokkels op een duurzame manier kweken, waarbij we gebruik maken van de hatchery en ook kokkelbroed uit de Westerschelde, dat ’s winters altijd verloren gaat door lage zoutgehalten. Tapijtschelpen komen in het kustwater niet algemeen voor, maar hebben een hoge kiloprijs. De broedjes van Tapijtschelpen komen dan ook uit de hatchery. In de beschutte proeftuinen van het Veerse Meer is geen of weinig uitval of predatie te verwachten, zodat de kweekrendementen naar verwachting gunstig zijn.
Vader en zoon Van de Kreeke experimenteren op kleine schaal al enkele jaren met mosselzaadinvang bij bestaande fuikopstellingen. Dit levert de grondstof voor de hangcultuur en uiteraard zal er ook wel een touwtje uit de hatchery komen. Het Veerse Meer is dus zelfvoorzienend: de gekweekte soorten schelpen komen hier reeds van nature voor en worden als broedstock gebruikt.
De afzet van schelpen uit het Veerse Meer is vooral rondom het Veerse Meer en in Zeeland, zodat men kan proeven van schelpen van de Zeeuwse kust. Hetzelfde geldt voor de uistraling van dit project: de kennis en kunde kan ook toegepast worden in de Grevelingen, of in later stadium in het Volkerak-Zoommeer (dat op termijn weer zout wordt).
De eerste inzichten laten goede groei van schelpen zien en het doel is te komen tot een rendabele duurzame kweek van Veerse Schelpen. In deze pilot is daarom gekozen voor uitvoering op semi-bedrijfsmatige schaal: er komen proeftuinen van een hectare Kokkels, een hectare Tapijtschelpen, 3 hectare bodemmosselen en 0,5 hectare mosselen in hangcultuur. Deze pilot loopt van 2009 tot en met 2014. Het project wordt ondersteund met subsidie vanuit het EVF-fonds Innovatie in de visketen.
Vader en zoon Van de Kreeke experimenteren op kleine schaal al enkele jaren met mosselzaadinvang bij bestaande fuikopstellingen. Dit levert de grondstof voor de hangcultuur en uiteraard zal er ook wel een touwtje uit de hatchery komen. Het Veerse Meer is dus zelfvoorzienend: de gekweekte soorten schelpen komen hier reeds van nature voor en worden als broedstock gebruikt.
De afzet van schelpen uit het Veerse Meer is vooral rondom het Veerse Meer en in Zeeland, zodat men kan proeven van schelpen van de Zeeuwse kust. Hetzelfde geldt voor de uistraling van dit project: de kennis en kunde kan ook toegepast worden in de Grevelingen, of in later stadium in het Volkerak-Zoommeer (dat op termijn weer zout wordt).
De eerste inzichten laten goede groei van schelpen zien en het doel is te komen tot een rendabele duurzame kweek van Veerse Schelpen. In deze pilot is daarom gekozen voor uitvoering op semi-bedrijfsmatige schaal: er komen proeftuinen van een hectare Kokkels, een hectare Tapijtschelpen, 3 hectare bodemmosselen en 0,5 hectare mosselen in hangcultuur. Deze pilot loopt van 2009 tot en met 2014. Het project wordt ondersteund met subsidie vanuit het EVF-fonds Innovatie in de visketen.
Vanaf 2008
Begeleiding bij MZI’s
MZI’s (mosselzaad invanginstallaties) zijn in opkomst en de mosselsector experimenteert volop met deze techniek. Het principe bestaat uit het in het voorjaar uithangen van touw en netwerk in de waterkolom, waar zich de larven van mosselen op kunnen vestigen, die dan talrijk in het zeewater voorkomen. Broedval treedt meestal op in mei en vanaf augustus kan er geoogst worden. Door de vele verschillende technieken zijn we door verschillende kwekers gevraagd om hun systeem te monitoren en te evalueren.
Begeleiding bij MZI’s
MZI’s (mosselzaad invanginstallaties) zijn in opkomst en de mosselsector experimenteert volop met deze techniek. Het principe bestaat uit het in het voorjaar uithangen van touw en netwerk in de waterkolom, waar zich de larven van mosselen op kunnen vestigen, die dan talrijk in het zeewater voorkomen. Broedval treedt meestal op in mei en vanaf augustus kan er geoogst worden. Door de vele verschillende technieken zijn we door verschillende kwekers gevraagd om hun systeem te monitoren en te evalueren.
Vanuit de hatchery hebben we uiteraard veel inzicht in de omstandigheden die bij broedval een rol spelen, en vervolgens de uitgroei tot mosselzaad in buitenwater hangcultuur. Zo ontstaat inzicht in wanneer, hoeveel en waar er broedval optreedt en hoe dit op de mzi’s uitgroeit. Met deze gegevens kan ook geschat worden wanneer het geschikte moment van oogst is. Oogst je te vroeg, dan is het mosselzaad nog klein en kunnen zeesterren en krabben op de bodempercelen zich uitleven. Oogst je laat, dan is het zaad ‘harder’ en beter bestand tegen zeesterren en krabben, maar bestaat de kans dat het door de zwaarte al eerder van de touwen is gevallen en ben je het kwijt. In de afgelopen jaren blijkt de groei van het mosselzaad per gebied (Oosterschelde, Waddenzee, Grevelingen) behoorlijk constant. Uit de gegevens komt naar voren dat de MZI-touwen een bepaalde periode te water mogen hangen voor een goed rendement, buiten deze periode is het rendement minder. Zaak is dat de touwen niet te vroeg in het seizoen worden ingehangen, iets dat de kwekers echter graag doen. Met goede onderbouwing krijgen zij beter inzicht in een goed management van hun MZI.
Algenkweek
Er is een continue beschikking over verschillende mariene soorten, zoals de flagelaten Isochrysis, Pavlova, Dunaliella en Tetraselmis en de kiezelwieren Phaeodactylum, Skeletonema, Chaetoceros en Thalassiosira.
Naast eigen gebruik worden deze algen op verzoek ook geleverd, voor gebruik in aquacultuur- of wetenschappelijke experimenten.
Op verzoek worden andere mariene soorten en ook algen op zoet water gekweekt. Informeer gerust naar de mogelijkheden.
Er is een continue beschikking over verschillende mariene soorten, zoals de flagelaten Isochrysis, Pavlova, Dunaliella en Tetraselmis en de kiezelwieren Phaeodactylum, Skeletonema, Chaetoceros en Thalassiosira.
Naast eigen gebruik worden deze algen op verzoek ook geleverd, voor gebruik in aquacultuur- of wetenschappelijke experimenten.
Op verzoek worden andere mariene soorten en ook algen op zoet water gekweekt. Informeer gerust naar de mogelijkheden.
Mosselpilot VOF Viskwekerij Neeltje Jans en Koninklijke Maatschap Wilhelminapolder
Viskwekerij Neeltje Jans kweekt al vele jaren mosselen in hangcultuur en innoveert voortdurend in verwerkingsmachines en teelttechnieken. Maatschap Wilhelminapolder is een (ultra)modern landbouwbedrijf en innoveert-optimaliseert voortdurend in de teelt van gewassen. In deze samenwerking komen visserij en akkerbouw samen: de mosselkweker brengt de kweektechnieken van mosselen naar het land en de boer richt een stuk (verzilt) land in met natuurlijke vijvers die gevoed worden met zout grondwater en kweekt algen als voer voor de mosselen. Stichting Zeeschelp levert vervolgens mosselbroed en begeleidt, samen met de Hogeschool Zeeland en Imares, deze mosselpilot. De start was in juni 2009, en de komende drie jaar zullen er mosselen groeien op Zeeuwse grond. Noem het aquagricultuur.
Viskwekerij Neeltje Jans kweekt al vele jaren mosselen in hangcultuur en innoveert voortdurend in verwerkingsmachines en teelttechnieken. Maatschap Wilhelminapolder is een (ultra)modern landbouwbedrijf en innoveert-optimaliseert voortdurend in de teelt van gewassen. In deze samenwerking komen visserij en akkerbouw samen: de mosselkweker brengt de kweektechnieken van mosselen naar het land en de boer richt een stuk (verzilt) land in met natuurlijke vijvers die gevoed worden met zout grondwater en kweekt algen als voer voor de mosselen. Stichting Zeeschelp levert vervolgens mosselbroed en begeleidt, samen met de Hogeschool Zeeland en Imares, deze mosselpilot. De start was in juni 2009, en de komende drie jaar zullen er mosselen groeien op Zeeuwse grond. Noem het aquagricultuur.
De benadering is gericht op natuurlijke systemen waarin voorzieningen zijn verwerkt om de waterhuishouding te sturen. Landschappelijke inpassing is een belangrijk item bij deze pilot, die qua opzet prima tussen de andere pilots van binnendijkse schelpkweek past. Er is nu een overkoepelende ervaring in mogelijkheden van schelpdierkweek met zilt water uit natuurgebieden (plan Tureluur en de inlagen bij Scherpenisse), landschappelijke open vijvers en kunstmatige folievijvers bij Sint Philipsland.
Langoesten
Chain Partners in Water heeft faciliteiten op het proefstation gehuurd om een pre-productieonderzoek uit te voeren naar de eerste levensfase van de Langoest. Langoesten worden ook wel Rotskreeften genoemd. Ze zijn verwant aan de Zeekreeft (in Zeeland ‘Oosterscheldekreeft’), maar in prijs zijn ze veel duurder wat ze erg interessant maakt voor aquacultuur. Langoesten worden, naast de gangbare visserij, als juveniel gevangen en in kweek genomen (zoals dat ook met glasaal in palingkweek gebeurt). De natuurlijke populaties staan echter onder druk en wereldwijd probeert men voor verschillende soorten langoesten de kweek van het larvenstadium onder de knie te krijgen. De larven van langoesten zijn intrigerend, omdat ze een bijzondere gedaante hebben en er nog weinig van ze bekend is.
Chain Partners in Water heeft faciliteiten op het proefstation gehuurd om een pre-productieonderzoek uit te voeren naar de eerste levensfase van de Langoest. Langoesten worden ook wel Rotskreeften genoemd. Ze zijn verwant aan de Zeekreeft (in Zeeland ‘Oosterscheldekreeft’), maar in prijs zijn ze veel duurder wat ze erg interessant maakt voor aquacultuur. Langoesten worden, naast de gangbare visserij, als juveniel gevangen en in kweek genomen (zoals dat ook met glasaal in palingkweek gebeurt). De natuurlijke populaties staan echter onder druk en wereldwijd probeert men voor verschillende soorten langoesten de kweek van het larvenstadium onder de knie te krijgen. De larven van langoesten zijn intrigerend, omdat ze een bijzondere gedaante hebben en er nog weinig van ze bekend is.
Het pre-onderzoek van Chain Partners richt zich op deze larvale fase tot aan het bodembewonende stadium. De Provincie Zeeland ondersteunt het onderzoek met subsidie.
Verwateren van mesheften
Seafarm vangt mesheften in de Voordelta en verwerkt deze aan de Jacobahaven voor verzending binnen en buiten Nederland. Zij leveren op bestelling en altijd vers. Bij stormachtig weer is de aanvoer wel eens wisselend en is er soms weinig buffer om alle bestellingen vlot te verwerken. Daarnaast bevatten mesheften na het vangen in de regel wat zand, wat bij het eten wel eens tot geknars leidt. Liefhebbers nemen dit voor lief, maar Seafarm niet. Zij willen continuïteit en een perfect product.
In 2008 is in samenwerking met Zeeschelp op het proefstation een laboratoriumstudie opgezet naar de mogelijkheden van verwateren van mesheften. Factoren die invloed uitoefenen zijn o.a. de vangtechniek, waterkwaliteit en -zuivering, temperatuur. In een half jaar tijd werd een goede aanzet gegeven waarbij mesheften (onder laboratoriumomstandigheden) tot een zandvrij product verwaterd en meerdere dagen bewaard konden worden alvorens ze werden verpakt, zonder dat dit de houdbaarheid aantast. Seafarm heeft op basis van deze ervaringen een verwaterunit gebouwd en kan zo vele tonnen schelpen in stock houden.
Seafarm vangt mesheften in de Voordelta en verwerkt deze aan de Jacobahaven voor verzending binnen en buiten Nederland. Zij leveren op bestelling en altijd vers. Bij stormachtig weer is de aanvoer wel eens wisselend en is er soms weinig buffer om alle bestellingen vlot te verwerken. Daarnaast bevatten mesheften na het vangen in de regel wat zand, wat bij het eten wel eens tot geknars leidt. Liefhebbers nemen dit voor lief, maar Seafarm niet. Zij willen continuïteit en een perfect product.
In 2008 is in samenwerking met Zeeschelp op het proefstation een laboratoriumstudie opgezet naar de mogelijkheden van verwateren van mesheften. Factoren die invloed uitoefenen zijn o.a. de vangtechniek, waterkwaliteit en -zuivering, temperatuur. In een half jaar tijd werd een goede aanzet gegeven waarbij mesheften (onder laboratoriumomstandigheden) tot een zandvrij product verwaterd en meerdere dagen bewaard konden worden alvorens ze werden verpakt, zonder dat dit de houdbaarheid aantast. Seafarm heeft op basis van deze ervaringen een verwaterunit gebouwd en kan zo vele tonnen schelpen in stock houden.
Deze resultaten zijn door Seafarm vanaf 2009 verder uitgewerkt in een project om een verwaterunit te ontwikkelen die niet alleen voor mesheften, maar ook voor andere schelpen is te gebruiken.
Vanaf 2007
Winterzaad
Mossellarven ontstaan van nature in april-mei en de larven vestigen zich in mei-juni. De eerste algenbloei in buitenwater begint echter al in februari, zodat een flink deel van het groeiseizoen eigenlijk niet wordt benut. In deze pilot is in de winterperiodes tussen 2006 en 2009 maandelijks vanuit de hatchery mosselbroed in hangcultuur gebracht, om in het vroege voorjaar de planktonbloei te kunnen benutten. Het idee bleek te werken: in juni 2007 werd het eerste mosselzaad reeds geoogst. De lengte was tussen 2 en 3 centimeter, terwijl het mosselbroed dat van nature aanwezig is krap een centimeter groot was. Deze groeivoorsprong blijft bestaan in de verdere uitgroei.
Winterzaad
Mossellarven ontstaan van nature in april-mei en de larven vestigen zich in mei-juni. De eerste algenbloei in buitenwater begint echter al in februari, zodat een flink deel van het groeiseizoen eigenlijk niet wordt benut. In deze pilot is in de winterperiodes tussen 2006 en 2009 maandelijks vanuit de hatchery mosselbroed in hangcultuur gebracht, om in het vroege voorjaar de planktonbloei te kunnen benutten. Het idee bleek te werken: in juni 2007 werd het eerste mosselzaad reeds geoogst. De lengte was tussen 2 en 3 centimeter, terwijl het mosselbroed dat van nature aanwezig is krap een centimeter groot was. Deze groeivoorsprong blijft bestaan in de verdere uitgroei.
In de zomer van 2008 zijn de eerste consumptiemosselen uit het ‘winterzaad’ geoogst. Dit illustreert een voordeel van een hatchery: de groeiperiode kan worden ingekort door mosselbroed uit te hangen vanaf het moment dat er in het vroege voorjaar voedsel is. Dit biedt voor de kweker voordelen in termen van doorlooptijd. Het winterzaadprincipe is met opschaling ook in de winter van 2007-2008 en 2008-2009 toegepast.
Mosselakker
De ‘Mosselakker’ ligt in Sint Philipsland, bij landbouwer Wim van Nieuwenhuijzen. Met steun van Provincie Zeeland en ZLTO wordt gewerkt met folievijvers voor algenkweek en huisvesting van mosselbroed uit een hatchery. Het doel is productie van mosselzaad, en mogelijk doorkweek tot consumptieformaat. Na een aanlooptijd van regelgeving, de juiste middelen en materialen als ook aanpassingen door voortschrijdend inzicht is dit voorjaar een aanvang gemaakt met de kweek.
Door het gebruik van folievijvers is het mogelijk te sturen in de algensamenstelling, zodat het voedselaanbod te regelen is. Deze pilot is een eerste stap naar een gereguleerde teelt van schelpdieren op het land. ZLTO ziet mogelijkheden voor Zeeuwse landbouwers in zilte teelten.
De ‘Mosselakker’ ligt in Sint Philipsland, bij landbouwer Wim van Nieuwenhuijzen. Met steun van Provincie Zeeland en ZLTO wordt gewerkt met folievijvers voor algenkweek en huisvesting van mosselbroed uit een hatchery. Het doel is productie van mosselzaad, en mogelijk doorkweek tot consumptieformaat. Na een aanlooptijd van regelgeving, de juiste middelen en materialen als ook aanpassingen door voortschrijdend inzicht is dit voorjaar een aanvang gemaakt met de kweek.
Door het gebruik van folievijvers is het mogelijk te sturen in de algensamenstelling, zodat het voedselaanbod te regelen is. Deze pilot is een eerste stap naar een gereguleerde teelt van schelpdieren op het land. ZLTO ziet mogelijkheden voor Zeeuwse landbouwers in zilte teelten.
Naast de techniekontwikkeling is deze pilot ook een voorbeeldproject voor ondernemers die een zilte kweek willen opstarten. Door alle ervaringen bij te houden en te verwerken in een handreiking komt men meer te weten over de eisen en doorlooptijden vanuit de regelgeving, de materialen die met zilte kweek worden toegepast en over hoe men zelf een zilte teelt kan opstarten. Het rapport is in januari 2009 opgeleverd, en beschikbaar voor geïnteresseerden. Het geproduceerde mosselzaad is in maart 2009 voor verdere uitgroei in hangcultuur op Neeltje Jans genomen. De uitgroei van dit mosselzaad is prima en heeft in de zomer van 2009 reeds halfwas grootte bereikt (circa 4 cm) en is in het voorjaar van 2010 geoogst als consumptiemossel. Inmiddels is een vervolgstudie opgestart, met als doel om de algenproductie in de vijvers te verbeteren.
Pilot ontzilting Evides
Deze pilot is niet gericht op aquacultuur, maar op het ontzilten van zeewater tot drinkwater. Evides huurt faciliteiten op het proefstation zoals de aanvoer van (veel) zeewater om dit in de nieuw gebouwde ontziltingsplant te bewerken tot drinkwater. Evides ziet in de toenemende verzilting van grond- en oppervlaktewater genoeg redenen om een pilot uit te voeren naar wat er technisch en economisch komt kijken om hoogwaardig drinkwater op een minder gangbare manier te maken. Zo borgt men alle mogelijkheden voor de toekomst.
Deze pilot is niet gericht op aquacultuur, maar op het ontzilten van zeewater tot drinkwater. Evides huurt faciliteiten op het proefstation zoals de aanvoer van (veel) zeewater om dit in de nieuw gebouwde ontziltingsplant te bewerken tot drinkwater. Evides ziet in de toenemende verzilting van grond- en oppervlaktewater genoeg redenen om een pilot uit te voeren naar wat er technisch en economisch komt kijken om hoogwaardig drinkwater op een minder gangbare manier te maken. Zo borgt men alle mogelijkheden voor de toekomst.
Door middel van ontzilting met RO (reverse osmose) membranen, voorbehandeling met ultrafiltratie en nageschakelde remineralisatie kan van zout water drinkwater worden gemaakt. Het opgepompte zeewater wordt eerst gefilterd op deeltjes tot 50 micron, en daarna door speciale filters zodat het kraakhelder en deeltjes- en bacterie en virusvrij is. Na deze stap wordt met omgekeerde osmose het zout gescheiden van het water, zodat zoet water overblijft. Dit ondergaat daarna nog een enkele behandeling zodat het aan de normen voor Nederlands drinkwater voldoet. Evides innoveert in dit proces door zo weinig mogelijk chemische middelen en energie te gebruiken t.o.v. de gangbare technieken in het buitenland. Over niet al te lange tijd stroomt dit ontzilte water uit de kraan in de keuken van stichting Zeeschelp en iedereen (behalve de mensen van Evides) is benieuwd hoe de koffie dan smaakt. Bijzonder aan deze pilot was enerzijds de voorbehandeling met ultrafiltratie, en anderzijds de lage watertemperaturen waaronder het systeem in de winter draaide . Evides heeft veel samengewerkt met leveranciers (Pentair) en kennis-instituten (IHE, TU Delft, TU Twente).
Vanaf 2006
Plan Kokkel in plan Tureluur
Binnendijkse natuurgebieden zoals Plan Tureluur omvatten honderden hectaren zout water, rijk aan algen. Door in de nurseryfase kokkels van dit water te voorzien kan wellicht een economisch rendement uit een natuurgebied mogelijk zijn. Vanuit de hatchery zijn kokkels gekweekt en als nursery is een proefopstelling nabij Moriaanshoofd geplaatst, waar algenrijk water doorheen stroomt. Met deze pilot was een unieke samenwerking van kracht geworden tussen stichting Zeeschelp, ondernemers (de Zeeuwse Kokkel, Meromar Seafoods), natuurorganisaties (ZMF, Natuurmonumenten, SBB) en het ingenieursbureau Grontmij. In de periode september 2006-september 2007 werden de waterkwaliteit en de Kokkels nauwlettend gevolgd. Na een jaar experimenteren was de uitkomst dat Kokkels goed in Plan Tureluur kunnen overleven, maar niet of nauwelijks groeien. De aanwezige algen zijn geen geschikt voedselaanbod gebleken, zodat een Plan Kokkel in een natuurgebied niet levensvatbaar lijkt. Opmerkelijk is dat mossels zich er wel goed bij voelen. In 2008 is de proef dan ook herhaald met mosselbroed uit het broedhuis. Het mosselbroed is op lege kokkelschelpen als substraat gevallen en in het voorjaar van 2008 naar de opstelling gebracht. Daar heeft het tot september 2008 tot mosselzaad kunnen uitgroeien. De resultaten met mosselen zijn beter dan met kokkels. Het mosselbroed is uitgegroeid tot mosselzaad, dus een zilt natuurgebied als PlanTureluur heeft potentie als nursery.
Plan Kokkel in plan Tureluur
Binnendijkse natuurgebieden zoals Plan Tureluur omvatten honderden hectaren zout water, rijk aan algen. Door in de nurseryfase kokkels van dit water te voorzien kan wellicht een economisch rendement uit een natuurgebied mogelijk zijn. Vanuit de hatchery zijn kokkels gekweekt en als nursery is een proefopstelling nabij Moriaanshoofd geplaatst, waar algenrijk water doorheen stroomt. Met deze pilot was een unieke samenwerking van kracht geworden tussen stichting Zeeschelp, ondernemers (de Zeeuwse Kokkel, Meromar Seafoods), natuurorganisaties (ZMF, Natuurmonumenten, SBB) en het ingenieursbureau Grontmij. In de periode september 2006-september 2007 werden de waterkwaliteit en de Kokkels nauwlettend gevolgd. Na een jaar experimenteren was de uitkomst dat Kokkels goed in Plan Tureluur kunnen overleven, maar niet of nauwelijks groeien. De aanwezige algen zijn geen geschikt voedselaanbod gebleken, zodat een Plan Kokkel in een natuurgebied niet levensvatbaar lijkt. Opmerkelijk is dat mossels zich er wel goed bij voelen. In 2008 is de proef dan ook herhaald met mosselbroed uit het broedhuis. Het mosselbroed is op lege kokkelschelpen als substraat gevallen en in het voorjaar van 2008 naar de opstelling gebracht. Daar heeft het tot september 2008 tot mosselzaad kunnen uitgroeien. De resultaten met mosselen zijn beter dan met kokkels. Het mosselbroed is uitgegroeid tot mosselzaad, dus een zilt natuurgebied als PlanTureluur heeft potentie als nursery.
Wel is het zo dat de uitgroeisnelheid van mosselbroed (1-2 mm) tot mosselzaad (1-2 cm) met water uit het natuurgebied minder snel is dan in de Oosterschelde. Dit is een gevolg van de algensamenstelling in het water van het natuurgebied, die dus niet volledig aansluit op de optimale voedselbehoefte van de mossel. Plan Tureluur is echter een gebied in ontwikkeling, dus het kan zijn dat de algensamenstelling in de toekomst verandert en gunstiger wordt. Het is dus zaak om over een enkel jaar weer eens te kijken hoe de zaken staan.
Het mosselzaad is vervolgens in hangcultuur genomen om door te groeien tot consumptieformaat. De uitgroei van dit mosselzaad is goed, in voorjaar 2009 is halfwas bereikt en in het voorjaar van 2010 zijn deze als consumptiemosselen geoogst.
Vanaf 2005
Mosselen van Toon Bolier
De inlagen van de Scherpenissepolder worden gevoed met zout grondwater, waar veel voedingsstoffen voor algen in voorkomen. Deze algen groeien uitbundig in het water van de inlagen en Toon Bolier zag samen met stichting Zeeschelp kansen om de kweek van schelpdieren uit te proberen. Sinds december 2005 zijn we gezamenlijk bezig om mosselen binnendijks te kweken in de inlagen van Scherpenisse op Tholen.
Mosselen van Toon Bolier
De inlagen van de Scherpenissepolder worden gevoed met zout grondwater, waar veel voedingsstoffen voor algen in voorkomen. Deze algen groeien uitbundig in het water van de inlagen en Toon Bolier zag samen met stichting Zeeschelp kansen om de kweek van schelpdieren uit te proberen. Sinds december 2005 zijn we gezamenlijk bezig om mosselen binnendijks te kweken in de inlagen van Scherpenisse op Tholen.
Een verhaal van vallen en opstaan, en vooral doorgaan. Uiteindelijk is het gelukt om in een periode van 13 maanden mossellarven te laten uitgroeien tot mosselen van 6 centimeter grootte. Toon Bolier eet er lekker en goed van. Hiermee werd het bewijs geleverd dat het mogelijk is om in ruim een jaar tijd binnendijks mosselen te kweken, vanaf het larvestadium tot aan consumptieformaat (6 cm). Met het juiste voedsel moet zelfs een kweekperiode van 8 tot 10 maanden in het verschiet liggen. Wel is de overvloedige algenbloei in de inlagen soms een probleem, waarbij ook af en toe ongewenste algensoorten kunnen opkomen. Deze werken soms vertragend op de groei van mosselen. Het kweken in natuurgebieden is dus afhankelijk van factoren, die soms moeilijk te sturen zijn. Op bepaalde momenten is een flinke doorstroming of zelfs een kortstondige drooglegging wenselijk om de kweek van schelpdieren te continueren. Dit soort beperkingen staat opschaling op het moment in de weg, maar er wordt aan gewerkt.
Vanaf het begin
Commissarismossel
In 2004 zijn we op kleine schaal begonnen met de hatcherytechniek. Gezien de maatschappelijke discussie werd gekozen voor de Mossel, omdat aan mosselzaad een structureel tekort was ontstaan. Bart Schot, een mosselpionier in hangcultuur van het eerste uur, sprak met Marco Dubbeldam over de mogelijkheden die zouden kunnen ontstaan als het mosselzaad kunstmatig te kweken zou zijn. Beiden zagen er wel gat in om larven uit mosselen te kweken en deze te laten opgroeien. De combinatie van een oude rot en een jonge hond bleek een juiste: beiden hadden oog en oor voor elkaars inzichten en Bart Schot gaf een enkele keer het duwtje, dat nodig was om door te gaan. Intussen waren enkele innovatieve ondernemers nieuwsgierig geworden en werd er met begeleiding van Syntens een samenwerking opgezet met de hangcultuurbedrijven Zeeuwse Mossel uit Bruinisse en Viskwekerij Neeltje Jans. Wim van Gelder was als voorzitter van het Innovatieplatform Aquacultuur betrokken bij nieuwe onderwerpen en zag als Commissaris van de Koningin perspectieven voor Zeeland. Tijdens een bezoek aan het proefstation zag hij mossellarven onder de microscoop zwemmen, enkele maanden later zag hij het als mosselzaad dat in hangcultuur opgroeide en vervolgens een jaar later lag het op zijn bord in restaurant Oud Sluis van Sergio Herman.
Commissarismossel
In 2004 zijn we op kleine schaal begonnen met de hatcherytechniek. Gezien de maatschappelijke discussie werd gekozen voor de Mossel, omdat aan mosselzaad een structureel tekort was ontstaan. Bart Schot, een mosselpionier in hangcultuur van het eerste uur, sprak met Marco Dubbeldam over de mogelijkheden die zouden kunnen ontstaan als het mosselzaad kunstmatig te kweken zou zijn. Beiden zagen er wel gat in om larven uit mosselen te kweken en deze te laten opgroeien. De combinatie van een oude rot en een jonge hond bleek een juiste: beiden hadden oog en oor voor elkaars inzichten en Bart Schot gaf een enkele keer het duwtje, dat nodig was om door te gaan. Intussen waren enkele innovatieve ondernemers nieuwsgierig geworden en werd er met begeleiding van Syntens een samenwerking opgezet met de hangcultuurbedrijven Zeeuwse Mossel uit Bruinisse en Viskwekerij Neeltje Jans. Wim van Gelder was als voorzitter van het Innovatieplatform Aquacultuur betrokken bij nieuwe onderwerpen en zag als Commissaris van de Koningin perspectieven voor Zeeland. Tijdens een bezoek aan het proefstation zag hij mossellarven onder de microscoop zwemmen, enkele maanden later zag hij het als mosselzaad dat in hangcultuur opgroeide en vervolgens een jaar later lag het op zijn bord in restaurant Oud Sluis van Sergio Herman.
Zijn betrokkenheid bij dit project was groot en in de wandelgangen spraken we al gauw van commissariszaadjes en commissarismosselen. Door de hoge kwaliteit en de flinke afmetingen van de mosselen, die vanuit de hatchery in anderhalf jaar werden bereikt, werd de benaming al snel een begrip: Commissarismossel. Deze unieke mossel wordt nu jaarlijks op kleine schaal gekweekt bij de Zeeuwse Mossel en Viskwekerij Neeltje Jans.
In de periode vanaf 2005 zijn we elk jaar bezig geweest om het kweekproces verder te optimaliseren. In september 2009 is tijdens de Schelpdierconferentie in Yerseke een presentatie gehouden over de ontstane inzichten in een broedhuis voor mosselen over een periode van 5 jaar. Bijgaande grafieken geven de belangrijkste informatie weer van productie en kostprijsverloop.
Deze grafieken laten zien dat er elk jaar forse verbeteringen zijn doorgevoerd. Ook laten zij de gevoelige kant zien: het is (nog steeds) een kostbaar proces, en het gekweekte schelpdierbroed moet zonder al te veel uitval tot consumptieafmeting kunnen groeien. In hangcultuur en binnendijkse kweek zijn hoge kweekrendementen behaald, die veel hoger liggen dan gebruikelijk in de traditionele bodemcultuur. Hier liggen dan ook de kansen voor een broedhuis voor mosselen. In de periode 2010-2013 wordt deze kennis en kunde verder doorvertaald in het project mosselkweek MZI vs. Hatchery (zie pilots vanaf 2010).
De broedhuistechniek is uiteraard ook toepasbaar voor kokkels, tapijtschelpen en oesters. Deze soorten hebben een hogere marktprijs, waardoor de broedhuistechniek eerder financieel aantrekkelijk wordt. Dit aspect wordt toegepast in de pilot in het Veerse Meer waarbij gebruikt wordt gemaakt van beschutte ‘schelpentuinen’ (zie pilots vanaf 2010).
De broedhuistechniek is uiteraard ook toepasbaar voor kokkels, tapijtschelpen en oesters. Deze soorten hebben een hogere marktprijs, waardoor de broedhuistechniek eerder financieel aantrekkelijk wordt. Dit aspect wordt toegepast in de pilot in het Veerse Meer waarbij gebruikt wordt gemaakt van beschutte ‘schelpentuinen’ (zie pilots vanaf 2010).